3.3.2. Art. 5, eerste lid, Awbi luidt:<\/p>\n
“De machtiging wordt gegeven voor het binnentreden in \u00e9\u00e9n in de machtiging te noemen woning. Zo nodig kan in de machtiging worden bepaald dat zij tevens geldt voor ten hoogste drie andere afzonderlijk te noemen woningen.”<\/p>\n<\/div>\n
\n
3.3.3. De Memorie van Toelichting bij het wetvoorstel dat heeft geleid tot de Awbi, houdt ten aanzien van art. 5, eerste lid, het volgende in:<\/p>\n
“Omdat degene die de machtiging geeft, moet beoordelen of er voldoende aanleiding is, juist in deze woning binnen te treden, is bepaald dat een machtiging in beginsel slechts voor \u00e9\u00e9n woning geldt. Omdat het voorkomt dat niet met zekerheid kan worden aangewezen in welke woning een ambtsverrichting dient plaats te vinden – bij voorbeeld indien woningen binnendoor verbonden zijn – is de mogelijkheid geopend in dezelfde machtiging enkele andere woningen te vermelden waarvoor de machtiging geldt. Het aantal in een machtiging te vermelden andere woningen zal met het oog op de uitgangspunten van het ontwerp beperkt moeten zijn; gelet op de eisen van de praktijk lijkt een beperking tot drie woningen verantwoord.”<\/p>\n
(Kamerstukken II 1984-1985, 19 073, nr. 3, p. 26)<\/p>\n<\/div>\n
\n
3.3.4. De Nota naar aanleiding van het eindverslag bij bedoeld wetsvoorstel houdt onder meer in:<\/p>\n
“Artikel 5 beoogt een evenwicht te vinden tussen de bescherming van het huisrecht enerzijds en het belang van een goede en doelmatige uitvoeringspraktijk anderzijds. (…) In het eerste lid is de algemene hoofdregel neergelegd dat met \u00e9\u00e9n machtiging in \u00e9\u00e9n in de machtiging te noemen woning, zo nodig uit te breiden tot ten hoogste vier afzonderlijk in de machtiging te noemen woningen, kan worden binnengetreden. (…) In het eerste (…) lid gaat het (…) om binnentreden in een woning die van tevoren is gelokaliseerd. De machtiging dient aan te geven om welke (vier) woning(en) het gaat. Het eerste lid spreekt daartoe van “te noemen woning”.”<\/p>\n
(Kamerstukken II 1992-1993, 19 073, nr. 13, p. 12)<\/p>\n<\/div>\n
3.4. Gelet op het hiervoor onder 3.3 weergegevene heeft het Hof ten onrechte geoordeeld dat de omstandigheid dat “de machtiging tot binnentreden niet vermeldt voor welk perceel (de Hoge Raad leest: woning) deze is afgegeven (…) niet in de weg staat aan de rechtmatigheid van de zoeking”. Het middel klaagt daarover terecht.”<\/p>\n","protected":false},"excerpt":{"rendered":"
Regelmatig gaat het fout bij de machtiging tot binnentreding. Er kunnen allerlei fouten worden gemaakt die maken dat er sprake is van een onrechtmatige binnentreding omdat de machtiging tot binnentreding niet voldoet aan de in de Algemene wet op het binnentreden gestelde eisen. Een van die eisen is dat de machtiging moet vermelden voor welke […]<\/p>\n","protected":false},"author":1,"featured_media":0,"comment_status":"open","ping_status":"open","sticky":false,"template":"","format":"standard","meta":{"_mi_skip_tracking":false},"categories":[1],"tags":[],"yoast_head":"\n
Machtiging binnentreden woning moet betreffende woning duidelijk vermelden - hennepadvocaat-hennepkwekerij<\/title>\n\n\n\n\n\n\n\n\n\n\n\n\t\n\t\n\t\n