Ontbinding huurovereenkomst bij hennepkwekerij

Iedere tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst geeft de schuldeiser de bevoegdheid tot ontbinding , tenzij deze ontbinding gezien de bijzondere aard of de geringe betekenis van de tekortkoming niet gerechtvaardigd is (vgl. art. 6:265 BW). Dit geldt ook zo bij de huurovereenkomst als het gaat om het exploiteren van een hennepkwekerij.

In HR 30 november 1984, NJ 1985, 232, nog onder vigeur van het oud Burgerlijk Wetboek, heeft de Hoge Raad overwogen dat bij de beoordeling of een wanprestatie voldoende is om een ontbinding van de overeenkomst van huur en verhuur van woonruimte te rechtvaardigen, het gewicht van de tekortkoming moet worden afgezet tegen het woonbelang van de huurder. De stelplicht hierbij rust op de huurder: dat de wanprestatie zo weinig ernstig van aard of betekenis is dat de rechter daarin aanleiding kan vinden de vordering tot ontbondenverklaring af te wijzen, is een uitzondering op de regel dat wanprestatie ontbondenverklaring wettigt, op welke uitzondering de in gebreke zijnde schuldenaar zich voldoende gemotiveerd moet beroepen (HR 31 december 1993, NJ 1994, 317; HR 27 november 1998, NJ 1999, 197).

 

Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden