Geen bewijs medeplegen hennepkwekerij na onderverhuur appartement of huis
Het klassieke verhaal van een verdachte ‘dat hij zijn huis of appartement heeft onderverhuurd aan een andere persoon, terwijl hij diens naam niet wil noemen, kan slagen, zo blijkt uit een uitspraak van de Rechtbank Maastricht van 5 oktober 2011, ECLI:NL:RBMAA:2011:BU3028. In deze uitspraak was er sprake van onderverhuur van een appartementencomplex. De verdachte (=verhuurder) verklaart daarbij dat hij het appartement had onderverhuurd en dat hij niet wist dat er een hennepkwekerij in het appartement zou komen. Er was geen huurovereenkomst en de betalingen geschiedde in contanten. Toch sprake de rechtbank hem vrij.
Overwegingen rechtbank:
“Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij dit appartement ingaande 1 november 2009 op zijn naam had gehuurd voor de duur van 12 maanden en tegen een huurprijs van
925 euro per maand, inclusief. Hij heeft dit appartement vanaf medio november 2009 onderverhuurd aan een vriend, die hij uit het uitgaansleven kent. Deze vriend wilde graag het betreffende appartement huren maar had hem verteld dat dit hem niet lukte omdat zijn basisloon te laag was. Omdat hij op provisiebasis verdiende zou hij het appartement wel kunnen betalen. Verdachte wist alleen zijn naam en zijn mobiele telefoonnummer Hij heeft deze vriend niet om inzage van zijn legitimatiebewijs gevraagd. De huur werd contant door deze vriend aan hem betaald. Verdachte heeft verder verklaard dat hij na januari 2010, toen die vriend dit appartement huurde en bewoonde, niet meer in dit appartement is geweest en dat hij niet wist dat zich in dit appartement een hennepplantage bevond of dat stroom werd verbruikt buiten de meter om. Hij stelt ook geen enkele reden te hebben gehad om te vermoeden dat deze vriend het appartement hiervoor zou gaan gebruiken.
Uit angst voor represailles wil hij de naam van deze vriend niet noemen.
Met de officier van justitie en de raadsvrouwe is de rechtbank van oordeel dat verdachte zowel van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde als van het onder 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Bij de beoordeling van de tenlastelegging heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de heersende jurisprudentie van de Hoge Raad (LJN:BP0068, NJ 2008,69 en NJ 2011, 319)
Uit de hierboven vermelde bewijsmiddelen volgt niet dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zich in het appartement een hennepplantage bevond en dat illegaal elektriciteit werd afgetapt. Derhalve kan niet worden bewezen dat verdachte zo bewust en nauw met voornoemde vriend heeft samengewerkt dat sprake is van medeplegen. Evenmin bevatten deze bewijsmiddelen feiten en omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat de verklaring van verdachte, inhoudende dat er voor hem geen enkele aanleiding was om te veronderstellen dat zijn vriend in het appartement een hennepplantage zou beginnen, ongeloofwaardig is. Daarom kan evenmin bewezen worden dat verdachte opzettelijk het appartement aan zijn vriend ter beschikking heeft gesteld om hem in de gelegenheid te stellen hierin hennepplanten te telen danwel aanwezig te hebben.”