Medeplegen of medeplichtigheid partner bij hennepkwekerij in woning
Het telen van hennep is verboden op basis van art. 3 sub B van de Opiumwet. Natuurlijk geldt dat voor de persoon die de hennepkwekerij heeft opgezet en de hennep heeft geteeld of de planten heeft verzorgd. Maar geldt dat ook voor de partner van de verantwoordelijke, die wellicht mede-eigenaar is van de woning? De officier van justitie vervolgt in dit soort zaken vaak vaak voor medeplegen of medeplichtigheid, maar dat is lang niet in alle gevallen terecht. Vaak kan hier nog een vrijspraak in volgen. Hierna leggen we uit hoe dit juridisch werkt.
Medeplegen telen hennep door partner?
Bij het beoordelen van medeplegen kijkt de rechter naar de nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. In 2014 heeft de Hoge raad (hierna HR) duidelijke criteria gegeven waar een rechter naar moet kijken bij het beoordelen van medeplegen. Het eerst criterium is de intensiteit van de samenwerking tussen de medeplegers. Het tweede criterium is de onderlinge samenwerking. Verder moet de rechter kijken naar de rol in de voorbereiding van de medeplegers. Ook moet de rechter kijken naar de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte. Als laatste kijkt de rechter naar de aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe mogelijk tijdstip. Naast het kijken naar de vijf criteria kijkt de rechter ook nog naar opzet. Dit leerstuk staat niet expliciet dat er sprake moet zijn van opzet. Echter, medeplegen is op zichzelf al opzettelijk door de bewuste samenwerking. Uit dezelfde uitspraak van de HR blijkt dat opzet op het medeplegen niet genoeg is voor een veroordeling. De medepleger moet ook opzet op een deel van de bestanddelen van het gepleegde misdrijf hebben. Dit heet het dubbel opzet vereiste. Het telen van hennep is verboden op grond van artikel 3, sub B, van de Opiumwet en wordt aangemerkt als een misdrijf. Zoals vermeld in de relevante feiten, is cliënte veroordeeld wegens het medeplegen van hennepteelt. Bij de beoordeling van medeplegen hanteert de rechter het criterium van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte.
In 2014 heeft de Hoge Raad (HR) heldere criteria geformuleerd waaraan een rechter moet toetsen bij de beoordeling van medeplegen. Deze criteria zijn als volgt:
1. De intensiteit van de samenwerking tussen de medeplegers.
2. De onderlinge taakverdeling en samenwerking bij de uitvoering van het delict.
3. De rol van de verdachte in de voorbereiding van het delict.
4. De betrokkenheid bij de uitvoering of afhandeling van het delict en de mate waarin de verdachte daarbij een cruciale rol speelt.
5. De aanwezigheid van de verdachte op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daarvoor geschikt tijdstip.
Naast deze criteria dient de rechter ook te beoordelen of sprake is van opzet. Hoewel opzet niet expliciet als vereiste in de wet is opgenomen, volgt uit jurisprudentie dat medeplegen een bewuste samenwerking veronderstelt en daarmee impliciet opzettelijk is.
De HR heeft echter bepaald dat opzet op het medeplegen op zichzelf onvoldoende is voor een veroordeling. Voor een bewezenverklaring moet de verdachte ook opzet hebben gehad op (ten minste) een deel van de bestanddelen van het gepleegde misdrijf. Dit wordt aangeduid als het dubbel opzet-vereiste.
Medeplichtigheid bij telen van hennep door partner?
Medeplichtigheid en medeplegen worden vaak in één adem genoemd en regelmatig primair en subsidiair ten laste gelegd. Toch bestaan er belangrijke verschillen tussen deze twee leerstukken. Medeplichtigheid is een indirecte vorm van deelneming aan een misdrijf, wat betekent dat de medeplichtige niet actief deelneemt aan de uitvoering van het misdrijf.
Artikel 48 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) maakt een duidelijke verdeling in soorten medeplichtigheid:
1. Gelijktijdige medeplichtigheid, zoals vermeld in lid 1, betreft het opzettelijk behulpzaam zijn bij het plegen van een misdrijf.
o Een voorbeeld hiervan is het op de uitkijk staan tijdens een overval.
Deze scheiding verduidelijkt de rol van de medeplichtige en onderscheidt deze van directe uitvoerders (medeplegers) van het misdrijf.
2. Artikel 48, lid 2, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) beschrijft een tweede vorm van medeplichtigheid: voorafgaande medeplichtigheid. Deze wordt gedefinieerd als: “Zij die opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van het misdrijf.”
Een voorbeeld hiervan is het beschikbaar stellen van ruimtes voor de teelt van hennep.
3. Daarnaast heeft de rechtspraak een derde vorm van medeplichtigheid ontwikkeld, namelijk medeplichtigheid door passiviteit. Deze ontstaat wanneer iemand nalaat te handelen terwijl er een rechtsplicht tot handelen bestaat. Het is hierbij van belang te benadrukken dat alleen wetenschap van een misdrijf onvoldoende is om een rechtsplicht tot handelen te creëren.
Bij medeplichtigheid geldt, in tegenstelling tot medeplegen, een expliciet vereiste van opzet. De medeplichtige moet opzet – of voorwaardelijk opzet – hebben, zowel op de medeplichtigheid zelf als op (een deel van) de bestanddelen van het gepleegde misdrijf. Dit is een belangrijk uitgangspunt binnen het leerstuk van medeplichtigheid.
Jurisprudentie
Bij de beoordeling van medeplegen is de vraag naar nauwe en bewuste samenwerking essentieel. Hieronder bespreek ik uitspraken waarin medeplegen niet is bewezen verklaard.
ECLI:NL:PHR:2023:155
In deze zaak heeft de Hoge Raad een veroordeling wegens medeplegen van hennepteelt vernietigd. De verdachte en haar man woonden samen in een woning waar een hennepkwekerij werd aangetroffen. Het hof baseerde de veroordeling op het feit dat de kwekerij in de woning aanwezig was en beide verdachten geen verklaring hadden gegeven over hun rol. De Hoge Raad oordeelde dat deze omstandigheden onvoldoende zijn om nauwe en bewuste samenwerking vast te stellen.
ECLI:NL:GHAMS:2021:13
Het gerechtshof Amsterdam sprak een verdachte vrij die samen met haar broer werd verdacht van hennepteelt. De broer verklaarde dat hij alleen verantwoordelijk was en de verdachte ontkende betrokkenheid. Het hof oordeelde dat deze omstandigheden niet voldeden aan het vereiste van nauwe en bewuste samenwerking.
ECLI:NL:GHSHE:2016:3144
Het gerechtshof Den Bosch sprak een verdachte vrij omdat er geen bewijs was voor materiële of intellectuele betrokkenheid bij een hennepkwekerij. Een medeverdachte verklaarde bovendien dat de verdachte nooit aanwezig was.
ECLI:NL:RBNNE:2021:5068
In deze zaak werd een echtgenoot vrijgesproken van medeplegen omdat er geen bewijs was van nauwe en bewuste samenwerking, ondanks zijn wetenschap van de hennepkwekerij.
ECLI:NL:RBMNE:2014:5608
De rechtbank sprak een verdachte vrij die wist van een hennepkwekerij maar hier geen inbreng in had. Zijn moeder nam verantwoordelijkheid voor de kwekerij, en er was onvoldoende bewijs voor nauwe samenwerking. Dit bevestigt het belang van verklaringen en beperkt bewijs bij een vrijspraak.
Jurisprudentie medeplichtigheid
Medeplichtigheid
Voor medeplichtigheid geldt het vereiste van dubbel opzet: de verdachte moet opzet hebben op zowel de medeplichtigheid als op (delen van) het misdrijf.
ECLI:NL:HR:2019:1812
De Hoge Raad stelde dat het enkele in stand houden van een situatie niet voldoende is voor medeplichtigheid. Er moet sprake zijn van een rechtsplicht om in te grijpen, en wetenschap van een hennepkwekerij creëert geen dergelijke rechtsplicht.
ECLI:NL:RBGEL:2018:4677
In deze zaak werd een verdachte vrijgesproken die een loods verhuurde waarin een hennepkwekerij was verborgen. Het enkele verhuren van een ruimte was onvoldoende om het vereiste van opzet te bewijzen.
ECLI:NL:RBNNE:2021:5068
In deze zaak achtte de rechtbank medeplichtigheid niet bewezen omdat de verdachte mede-eigenaar was van de woning. Hierdoor was er geen sprake van opzettelijk gelegenheid verschaffen aan de medeverdachte.
ECLI:NL:RBZWB:2022:3461
Een verdachte werd vrijgesproken ondanks haar wetenschap van een hennepkwekerij in haar woning. De rechtbank oordeelde dat wetenschap niet leidt tot een rechtsplicht en dat opzet op medeplichtigheid niet kon worden bewezen.
ECLI:NL:RBZWB:2024:4369
Hier kon opzet op het telen van hennep niet worden bewezen, ondanks aanwijzingen van betrokkenheid. Het ontbreken van bewijs voor dubbel opzet leidde tot vrijspraak.
Conclusie
In de besproken jurisprudentie is het dubbel opzet-vereiste in alle gevallen niet bewezen. Vaak blijkt dat het opzet op medeplichtigheid niet kan worden aangetoond en kan de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland worden gebruikt voor het argument van voorafgaande medeplichtigheid. Als beiden de eigenaar zijn van het huis, kan die mede-eigenaar niet aangemerkt als degene die de ruimtes ter beschikking heeft gesteld. Dit maakt het onmogelijk om het opzet op dit punt te bewijzen.
Voor medeplichtigheid door passiviteit adviseer blijkt uit de jurisprudentie dat enkel wetenschap van een hennepkwekerij geen rechtsplicht tot handelen creëert.