Medeplichtigheid bij hennepkwekerij na onderverhuur niet snel aangenomen
Medeplichtigheid bij onderverhuur van een woning, of een gedeelte hiervan, aan een ander, in welke ruimte later een hennepkwekerij wordt aangetroffen, wordt niet snel aangenomen. Dit blijkt ook wel uit de uitspraak van de Hoge Raad van 25 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX4845.
De A-G mr. Machielse overwoog in de conclusie bij dit arrest als volgt:
“Dat de verdachte, zoals onder 1 en 2 is bewezen verklaard, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft tot de in die bewezenverklaringen genoemde misdrijven kan niet uit de gebezigde bewijsmiddelen worden afgeleid. Het Hof heeft immers enkel het volgende vastgesteld:
– de hennepteelt vond plaats op de eerste verdieping in een slaapkamer van de woning die door verdachte in die periode werd onderverhuurd aan [betrokkene 1];
– [betrokkene 1] was een goede vriend van verdachte en omdat [betrokkene 1] problemen had met drugs en schulden heeft verdachte hem aangeboden in de woning te verblijven;
– zowel [betrokkene 1] als verdachte hadden een sleutel van de woning; en
– verdachte is in de periode van onderverhuur nog regelmatig op bezoek geweest bij [betrokkene 1].
Gezien het feit dat de kweektent op een slaapkamer op de eerste verdieping van de woning stond en verder niets aan wetenschap of vermoedens is komen vast te staan, vormen deze door het Hof vastgestelde feiten en omstandigheden – en dus ook verdachtes regelmatige bezoek – onvoldoende grond voor het aannemen van het voor medeplichtigheid vereiste opzet.(Vgl. HR 28 juni 2011, LJN BQ1961; HR 16 november 2010, LJN BN8363, NJ 2010, 639; HR 2 juni 2009, LJN BI1014, NJ 2009, 280 en HR 17 december 2002, LJN AF0456, zaaknr. 01875/01 (niet gepubliceerd). Zie voorts HR 3 november 2009, LJN BJ6931, NJ 2010, 335 en HR 3 november 2009, LJN BJ6944, NJ 2010, 336, met annotatie van Borgers in NJ 2010, 337.)
Het oordeel van het Hof dat het verdachtes bewering dat hij niets geweten heeft van de hennepteelt ongeloofwaardig acht, kan dit bewijsgat niet dichten en acht ik, nu het Hof dit geloofwaardigheidsoordeel stoelt op de gebezigde bewijsmiddelen, onbegrijpelijk. Voor zover het Hof door het opnemen in bewijsmiddel 4 als verklaring van verdachte, dat hij voor de woning ook gas en elektra betaalt, heeft bedoeld aan te sluiten bij het betoog van de AG ter terechtzitting van 5 augustus 2010, welk betoog onder meer inhield dat de verdachte de gas- en de elektriciteitsrekening betaalde en dat het voor hem duidelijk moet zijn geweest dat die rekening hoger was dan normaal, geldt ook dat zo’n redenering het hiaat niet kan dichten. Over de hoogte van de elektriciteitsrekeningen is immers niets vastgesteld.”
De Hoge Raad volgde de A-G in deze conclusie en achtte de motivering niet voldoende voor medeplichtigheid aan hennepteelt.
< Terug naar Meer informatie "medeplegen en medeplichtigheid"