MMA-melding + zoemend geluid is voldoende voor huiszoeking ogv art. 9 Opiumwet
Een MMA-melding en het bij nader onderzoek horen van een zoemend geluid blijkt toch voldoende voor een huiszoeking op grond van artikel 9 Opiumwet, op zoek naar de aanwezigheid van een hennepkwekerij.
MMA-melding hennepkwekerij
In de zaak ging het om een MMA-melding. Op 26 juni 2014 ontving de politie een MMA-melding met de volgende inhoud: “Er is een hennepkwekerij in het senioren-appartement aan de [a-straat 1] in Duiven. De luxaflexen zijn altijd gesloten. Er hangt een hennepgeur rond het appartement. Op donderdag 26 juni zijn er meerdere mensen naar binnen gegaan en lijkt het alsof er geoogst wordt.”
Op 26 juni 2014 te 17.00 uur is verbalisant [naar de woning aan de [a-straat 1] te Duiven gegaan. Deze verbalisant heeft bij de voordeur van het appartement gezoem van vermoedelijk een ventilator of ventilatoren gehoord. Hierop heeft de verbalisant contact opgenomen met de hulpofficier van justitie en deze heeft toestemming gegeven om de woning binnen te treden. De bewoner bleek niet aanwezig. De verbalisant is vervolgens zonder toestemming van de bewoner binnengetreden.
Enig nader onderzoek ter verificatie van deze melding is daarvoor noodzakelijk. Door de verbalisant is bij onderzoek rondom de woning wel gezoem van vermoedelijk een ventilator gehoord, echter of er inderdaad een hennepgeur rond de woning hing, of de luxaflex gesloten was dan wel of er enige verdere waarnemingen ter plaatse zijn gedaan van verhoogde activiteit die zouden kunnen duiden op het oogsten van hennep, zoals gemeld in de melding, wordt niet gerelateerd in het proces-verbaal van bevindingen. Dit klemt temeer nu het onderzoek rondom de woning plaatshad op de dag van de MMA-melding en die melding -kennelijk- betrekking had op gebeurtenissen van diezelfde dag. In dat geval had, bijvoorbeeld, de afwezigheid van een hennepgeur een contra-indicatie kunnen zijn voor de juistheid van de MMA-melding.
Juridisch kader huiszoeking
Op grond van art. 9 van de Opiumwet hebben opsporingsambtenaren -in het geval van een woning voorzien van een machtiging tot binnentreden- toegang tot plaatsen waar redelijkerwijs vermoed kan worden dat aldaar een overtreding van de Opiumwet plaatsvindt. De verdenking van overtreding van de Opiumwet kan worden aangenomen op basis van anoniem aan de politie verstrekte informatie, zoals die in deze zaak via Meld Misdaad Anoniem beschikbaar is gekomen. Of de melding voldoende grondslag oplevert voor het aannemen van die verdenking is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval.
Vooropgesteld dient te worden dat beantwoording van de vraag of een MMA-melding toereikend is voor toepassing van art. 9, eerste lid aanhef en onder b, Opiumwet. In belangrijke mate verweven is met de aan de feitenrechter voorbehouden weging en waardering van de omstandigheden van het geval en dat derhalve het oordeel van de feitenrechter daaromtrent in cassatie slechts in beperkte mate kan worden getoetst. (HR 11 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC1367, NJ 2008/328 (rov. 3.4). Zie voorts: HR 22 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC1375 (rov. 3.3), HR 12 januari 2010, ECLI:NL:HR:BK8836 (rov. 3.4.1) en HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2492, NJ 2011/293)
Voorts dient vooraf te worden opgemerkt dat geen rechtsregel eraan in de weg staat dat de politie anonieme informatie gebruikt als startinformatie voor een opsporingsonderzoek (HR 13 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV4179, NJ 2006/346 en HR 22 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC1375 (rov. 3.3)).
Dat neemt niet weg dat het in geval van een MMA-melding gewenst is dat zo mogelijk enig nader onderzoek plaatsvindt ter verificatie van die informatie (Vgl. HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2492, NJ 2011/293 en mijn conclusie voorafgaand aan HR 15 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2637).
Hof: onrechtmatige huiszoeking
Volgens het gerechtshof vormde de aanwezige melding tezamen met de enkele constatering van een zoemend geluid van vermoedelijk een ventilator, onvoldoende concrete grondslag voor de verleende machtiging tot binnentreden. Het niettemin gevolgde binnentreden moet om die reden als onrechtmatig en als een niet meer te herstellen verzuim in het vooronderzoek worden aangemerkt.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of aan het geconstateerde verzuim een rechtsgevolg moet worden verbonden en, zo ja, welk rechtsgevolg. Leidraad daarbij is het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het als gevolg daarvan door de verdachte ondervonden nadeel.
Naar het oordeel van het hof is door de onrechtmatige bewijsvoering een belangrijk voorschrift in aanzienlijke mate geschonden. Het hof stelt in dit verband vast dat het belang van het geschonden voorschrift -het ongestoorde huisrecht- gelegen is in de omstandigheid dat dit een van de belangrijkste rechten is die een burger geniet. Er is sprake van een ernstig verzuim nu de politie op basis van onvoldoende informatie, in afwezigheid van de bewoner de woning is binnengetreden. Het gevolg voor de verdachte is een ernstige inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer.
Gelet op het bovenstaande is het hof van oordeel dat hetgeen is gevolgd op het als onrechtmatig te beschouwen binnentreden -te weten de vondst van de hennepkwekerij en de door de verdachte afgelegde verklaringen- moet worden uitgesloten van het bewijs en de verdachte bij gebrek aan verder bewijs van het hem tenlastegelegde vrijgesproken moet worden.”
HR: MMA-melding en horen zoemend geluid is wel voldoende
De Hoge Raad vernietigde echter voormelde uitspraak van het hof en oordeelde dat de MMA-melding en het horen van het zoemend geluid wel als voldoende redelijk vermoeden van schuld kan worden beschouwd voor de huiszoeking:
“Het oordeel van het Hof dat ten tijde van het betreden van de woning onvoldoende verdenking ter zake van overtreding van de Opiumwet bestond, is in het licht van de inhoud van de gedane, zogenoemde MMA-melding en het resultaat van het door de politie ter verificatie van die melding verrichte onderzoek – het waarnemen van het gezoem van vermoedelijk een ventilator rondom de woning – niet zonder meer begrijpelijk.”
Zie ook een eerdere uitspraak van de Hoge Raad: HR 11 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC1367, NJ 2008/328.
In de zaak deed zich het volgende voor. De rechtbank had de verdachte vrijgesproken omdat, kort gezegd, de doorzoeking in de woning van de verdachte bij gebrek aan onvoldoende grond voor een verdenking onrechtmatig werd geoordeeld – nu slechts sprake was van een MMA-melding die niet werd ondersteund dan wel geverifieerd door het resultaat van enig (voorbereidend) opsporingsonderzoek – en derhalve de directe resultaten van die doorzoeking niet voor het bewijs mochten worden gebruikt. Het hof had het vonnis in zijn geheel – dus met dezelfde redengeving – bevestigd. De advocaat-generaal bij het hof stelde beroep in cassatie in. Het middel klaagde over het oordeel van het hof dat er onvoldoende grond was voor verdenking van overtreding van de Opiumwet in de woning die door de politie was doorzocht. De Hoge Raad oordeelde:
“3.4. Vooropgesteld dient te worden dat verdenking van overtreding van de Opiumwet kan worden aangenomen op basis van anoniem aan de politie verstrekte informatie. Die informatie was in het onderhavige geval vervat in een melding aan de Stichting Meld Misdaad Anoniem (MMA).
Het oordeel van het Hof dat ten tijde van de doorzoeking van de woning onvoldoende verdenking ter zake van overtreding van de Opiumwet bestond, is in het licht van de gedane, zogenoemde MMA-melding en de resultaten van het door de politie ter verificatie van die melding verrichte onderzoek – hiervoor onder 3.3.1 weergegeven – niet zonder meer begrijpelijk. Het middel is dus terecht voorgesteld.
3.5. Uit het voorgaande volgt dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven. De Hoge Raad zal de zaak terugwijzen. Opmerking verdient dat indien na terugwijzing de rechter tot het oordeel komt dat de bewijsgaring onrechtmatig is geweest, de vraag of zulks leidt tot bewijsuitsluiting dient te worden beoordeeld naar de maatstaven die door de Hoge Raad zijn uiteengezet in zijn arrest van 30 maart 2004, LJN AM2533, NJ 2004, 376, rov. 3.5 en 3.6.4.”
< Terug naar Meer informatie "huiszoeking"