Verschillend beleid gemeenten bij sluiting woning 13b Opiumwet
Door de bevoegdheid tot het sluiten van woningen bij de burgemeesters neer te leggen, kunnen verschillen ontstaan tussen gemeenten. Uit het stappenplan voor gemeenten bij artikel 13b Opiumwet blijkt dat doorgaans eerst dient te worden gewaarschuwd alvorens een woning wordt gesloten. Dit is in lijn met de memorie van toelichting ( Kamerstukken II 2005/06, 30515, nr. 3 ).
Een woningsluiting dient immers aan de proportionaliteits- en subsidiariteitstoets te voldoen. Gemeenten stellen elk eigen beleidsregels op met betrekking tot deze sluitingen. Tussen deze beleidsregels bestaan grote verschillen. In de ene gemeente wordt eerst een last onder dwangsom opgelegd, waarna deze wordt verbeurd. Als dan nogmaals een overtreding van de Opiumwet plaatsvindt in die woning, dan zal deze pas worden gesloten. In andere gemeenten kan het zo zijn dat bij enkele constatering van softdrugs een woning onmiddellijk wordt gesloten26. Ook zijn er gemeenten die bij constatering van harddrugs onmiddellijk sluiten, maar bij constatering van softdrugs eerst waarschuwen.
Jurisprudentie sluiting woning 13b Opiumwet
De ABRvS heeft recentelijk meerdere uitspraken gewezen, waarin de criteria die gesteld worden aan toepassing van artikel 13b Opiumwet zijn versoepeld. Hiermee geeft de ABRvS aan dat het beleid van sommige gemeenten – zoals eerder beschreven – genade vindt in de jurisprudentie. Zo heeft hij bepaald dat de stelling dat eerst dient te worden gewaarschuwd, niet juist is (8 A.R. Hartmann & H.J.B. Sackers, ‘Bestuursstrafrecht’, DD 2015/31 ). Ook is een enkele aanwezigheid van een hoeveelheid drugs voor meer dan eigen gebruik volgens de ABRvS reeds voldoende om een woning te sluiten (ABRvS 29 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:212). Verder is bepaald dat in “ernstige gevallen” niet eerst hoeft te worden gewaarschuwd (ABRvS 25 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:580 ).
De vraag is echter of de enkele aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs als zodanig kan worden bestempeld. Aan de hand van de omstandigheden van het geval dient te worden bekeken of sprake is van een ernstig geval. De term “ernstig geval” is een breed interpreteerbare term die een aanzienlijke interpretatievrijheid laat aan gemeenten. De ABRvS geeft geen concrete specificering van deze term, waardoor gemeenten hier zelf een invulling aan kunnen geven. Gelet op de grote discrepantie tussen deze jurisprudentie en de bedoeling van de wetgever, rijst hierbij de vraag hoe dat zich verhoudt tot artikel 8 EVRM (C.M.M. van Mil, ‘Opiumwet. Sluiting woning op grond van beleid niet onredelijk’, AB 2015/101).
Het sluiten van woningen en artikel 8 EVRM
Artikel 8 EVRM waarborgt het recht op privéleven, familie- en gezinsleven, de woning en de correspondentie, voornamelijk voor individuen. In lid 2 wordt omschreven wanneer inmenging daarin gerechtvaardigd is. De criteria voor deze inmenging zijn:
- Deze moet bij wet zijn voorzien;
- Deze moet in het belang zijn van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economische welzijn van het land;
- Deze moet noodzakelijk zijn in een democratische samenleving.
Hierbij dienen ook het proportionaliteits- en het subsidiariteitsbeginsel te worden meegewogen. Het EHRM heeft geoordeeld dat bij een inmenging in artikel 8 EVRM de “margin of appreciation” voor lidstaten versmald is ten opzichte van andere gevallen. Er is niet snel voldaan aan de eis van noodzakelijkheid in een democratische samenleving (EHRM 27 mei 2004, nr. 66746/01 (Connor tegen UK). Zo stelt het EHRM: “The loss of one’s home is the most extreme form of interference with the right to respect for the home” (EHRM 13 mei 2008, nr. 19009 (McCann tegen UK).
Voorts hecht het EHRM waarde aan de toegang tot een onafhankelijke rechter in de lidstaten. Deze toegang moet bovendien kansen bieden op succes. Gebleken is dat een beroep op artikel 8 EVRM bij de Nederlandse rechter nooit voldoende is geweest om een besluit tot sluiting van een woning te herroepen. Dit beroep biedt enkel kansen indien dit wordt aangevoerd in combinatie met de onevenredige gevolgen van het besluit. In Nederland zijn voorts geen uitspraken van de ABRvS bekend waarin is geoordeeld dat artikel 8 EVRM zwaarder weegt dan het belang van de openbare orde, hetgeen in strijd lijkt te zijn met het EVRM39. Deze beperkte waarborgen voor de burger leveren dan ook kritiek op in de literatuur.
De Nederlandse wetgever heeft bepaald dat bij de toepassing van artikel 13b Opiumwet gebruik dient te worden gemaakt van een getrapte sanctionering (Kamerstukken II 2005/06, 30515, nr.3).
Gebleken is dat dit niet steeds het geval is. In de Nederlandse literatuur wordt betoogd dat het doel van het sluiten van een woning – namelijk het beëindigen van een ongewenste situatie – ook kan worden bereikt met minder ingrijpende maatregelen, zoals het opleggen van een last onder dwangsom. Immers wordt gesteld dat sprake is van een schending van artikel 8 EVRM wanneer een woning onmiddellijk wordt gesloten bij enkele constatering van een hoeveelheid drugs voor meer dan eigen gebruik.