Warmtebeeldcamera mag gebruikt worden voor opsporen hennepkwekerij
Een warmtebeeldcamera mag worden gebruikt voor het opsporen van een hennepkwekerij. Voor het inzetten van een warmtebeeldcamera is geen bevel ex artikel 126g Sv. van de officier van justitie vereist. Het gebruik van een warmtebeeldcamera valt niet te kwalificeren als een stelselmatige observatie. Artikel 3 Politiewet 2012 en de artikelen 141 en 142 Sv. bieden voldoende wettelijke grondslag voor het gebruik van de warmtebeeldcamera om een hennepkwekerij op te sporen.
HR 20 januari 2009, LJN: BF5603
Het middel berust op de opvatting dat elk gebruik van de warmtebeeldkijker waarbij de zich in de woning van de verdachte bevindende warmtebron wordt gemeten een zodanige inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte, dat voor deze inbreuk art. 2 Politiewet 1993 geen grondslag kan bieden. Die opvatting is onjuist. Reeds daarop stuit het middel af.
Gerechtshof ‘s-Gravenhage, 12 december 2002, ECLI:NL:GHSGR:2002:AF3056
Op grond van de vaststelling dat deze opsporingsmethode slechts een algemene aanwijzing voor een warmtebron kan opleveren, komt het hof tot het oordeel dat door de toegepaste methode geen inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte (vergelijk HR 12 maart 2001, AD7857 met betrekking tot feiten op tijdstippen voor de werking van de Wet bijzondere opsporingsmethoden). Van een schending van het in artikel 10 van de Grondwet, alsmede in artikel 8 EVRM vervatte recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer is geen sprake.
HR 12 maart 2002, LJN: AD7857 (conclusie P-G)
Met de verwijzing naar de memorie van toelichting bij de op 1 februari 2000 in werking getreden Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden wordt miskend dat deze wet in deze zaak niet van toepassing is (vgl. HR 16 maart 1999, NJ 1999, 686, m.nt. JR). Overigens kan erop worden gewezen dat de aangehaalde passage ziet op observatie met gebruik van een technisch hulpmiddel waarmee zodanig wordt geobserveerd en geregistreerd dat een min of meer volledig beeld ontstaat van de gangen van een persoon. In casu is in het geheel geen sprake van een dergelijk geval. Met name niet dat verzoekster, gelegen op een in werking zijnde zonnebank voor haar brandende open haard een huisdier aan het aanhalen was. Er is immers geen persoon geobserveerd en er is geen sprake van het vastleggen van gegevens.