Gedoogbeleid tot 5 hennepplanten; ook bij hoeveelheid van meer dan 30 gram
In 2 gevallen zal het Openbaar Ministerie niet vervolgen:
1. Indien de verdachte niet meer dan 5 hennepplanten in bezit heeft gehad, en
2. Indien de verdachte niet meer dan 30 gram hennep aanwezig heeft gehad,
In beide gevallen geldt de bijkomende voorwaarde dat de verdachte afstand doet van de hennep(planten) na ontdekking.
Maar wat nu als er in de woning 5 planten worden aangetroffen, maar ook 326 gram hennep, die mogelijk van die 5 planten afkomstig kunnen zijn. Ook in dat geval mag het OM niet vervolgen, zoals ook volgt uit HR 26 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9183.
Het hof had in deze zaak de verdachte wel veroordeeld, maar de Hoge Raad casseerde, en overwoog daarbij:
“De Aanwijzing dient aldus te worden uitgelegd dat – behoudens door het openbaar ministerie te stellen en aannemelijk te maken bijzondere omstandigheden en mits tijdig afstand is gedaan van het inbeslaggenomen plantenmateriaal – met een politiesepot wordt afgedaan de teelt van niet meer dan vijf hennepplanten, ongeacht de hoeveelheid of het gewicht van de met die teelt verkregen of te verkrijgen opbrengst van voor consumptie geschikte hennep of hennepproducten (vgl. HR 26 april 2011, LJN BO4015, NJ 2012/63).
2.6. In zijn hiervoor onder 2.3 weergegeven overweging heeft het Hof geoordeeld dat het Openbaar Ministerie ter zake van het onder 4 tenlastegelegde feit kan worden ontvangen in de vervolging van de verdachte, nu in de woning van de verdachte een hoeveelheid van 326 gram – en derhalve meer dan 30 gram- aan henneptoppen is aangetroffen. Daarin ligt besloten ’s Hofs oordeel dat in dat verband niet ter zake doet de in het verweer aangevoerde omstandigheid dat de verdachte “niet op bedrijfsmatige wijze hennep heeft geteeld en slechts vijf hennepplanten aanwezig heeft gehad in zijn woning”. Gelet op hetgeen hiervoor onder 2.5 is weergegeven en in aanmerking genomen de onder 2.2.3 sub a en b weergegeven bewijsmiddelen waaruit het Hof niet heeft kunnen afleiden dat de aangetroffen hoeveelheid henneptoppen afkomstig was van meer dan vijf hennepplanten, getuigt ’s Hofs verwerping van genoemd verweer van een onjuiste rechtsopvatting.”
De Hoge Raad volgde hierbij de A-G mr. Vegter die in zijn conclusie dieper op de materie inging:
“5. De aanvulling met bewijsmiddelen bevat twee bewijsmiddelen: 1. De verklaring van verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegd, inhoudende: “U vraagt mij hoe het zit met feit 4, de 326 gram henneptopjes. Dat klopt, dat waren drie plantjes, die zijn van mij.” Het tweede bewijsmiddel houdt in, voor zover hier van belang, dat er een hennepkwekerij is aangetroffen en het daadwerkelijk gaat om een hoeveelheid van 326 gram. Bij deze bewijsconstructie moet er dus van worden uitgegaan dat de aangetroffen 326 gram hennep afkomstig was van drie planten.
6. In het arrest van 26 april 2011, LJN BO4015, NJ 2012/63 m.nt. B. Keulen overwoog de Hoge Raad onder meer:
“2.6. Bij de beoordeling van het middel moet worden vooropgesteld dat regels die zijn vervat in voormelde Aanwijzing, moeten worden beschouwd als recht in de zin van art. 79 RO. De Aanwijzing bevat immers regels omtrent de beleidsuitgangspunten bij de opsporing en vervolging van Opiumwetdelicten. Deze op de uitoefening van het beleid van het openbaar ministerie betrekking hebbende en behoorlijk bekend gemaakte regels kunnen weliswaar niet gelden als algemeen verbindende voorschriften omdat zij niet krachtens enige wetgevende bevoegdheid zijn gegeven, maar binden wel het openbaar ministerie op grond van beginselen van een behoorlijke procesorde en lenen zich naar hun aard en strekking ertoe jegens de betrokkenen als rechtsregels te worden toegepast (vgl. HR 19 juni 1990, LJN ZC8556, NJ 1991/119).
2.7. De Aanwijzing dient aldus te worden uitgelegd dat – behoudens door het openbaar ministerie te stellen en aannemelijk te maken bijzondere omstandigheden en mits tijdig afstand is gedaan van het inbeslaggenomen plantenmateriaal – met een politiesepot wordt afgedaan de teelt van niet meer dan vijf hennepplanten, ongeacht de hoeveelheid of het gewicht van de met die teelt verkregen of te verkrijgen opbrengst van voor consumptie geschikte hennep of hennepproducten.”
7. In de kern oordeelt het Hof dat van afwijking van de richtlijn geen sprake is nu het 326 gram hennep betrof en ligt in dat oordeel besloten dat het er niet toe doet dat die 326 gram afkomstig is van 5 (of minder) planten. Die vijf planten waren immers het uitgangspunt van het verweer en het Hof is er blijkens de bewijsmiddelen ook vanuit gegaan dat er niet meer dan vijf planten zijn aangetroffen. Met de richtlijn doelt het Hof kennelijk op de Aanwijzing Opiumwet (Stcrt. 2000, 250), gewijzigd bij Aanwijzing Opiumwet van 6 februari 2002, Stcrt. 2002, 46, zoals deze gold ten tijde van de bewezenverklaarde pleegdatum van het delict (28 oktober 2008). Gelet op de onder 6 hierboven geciteerde overweging 2.7 van de Hoge Raad is het oordeel van het Hof niet juist en treft het eerste middel derhalve doel.”
< Terug naar Meer informatie "strafbare handelingen"< Terug naar Meer informatie "straffen bij hennepkwekerij"