Meer informatie "medeplegen en medeplichtigheid" Archives - hennepadvocaat-hennepkwekerij https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/medeplegen-medeplichtigheid/ Wed, 30 Oct 2024 06:59:45 +0000 nl hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.1.7 Wanneer medeplichtiging en medeplegen bij hennepkwekerij https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/wanneer-medeplichtiging-en-medeplegen-bij-hennepkwekerij/ https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/wanneer-medeplichtiging-en-medeplegen-bij-hennepkwekerij/#respond Sun, 13 Jun 2021 08:04:34 +0000 https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/?p=1486 De Hoge Raad heeft in 2019[1] een belangrijke uitspraak gedaan over medeplichtigheid aan hennepteelt. De Hoge Raad heeft bepaald dat een partner niet zonder meer medeplichtig is aan hennepteelt in de eigen woning, ook als die partner niet ingrijpt. Dit was een bijzondere uitspraak voor de praktijk, nu het risico tot op heden erg groot […]

The post Wanneer medeplichtiging en medeplegen bij hennepkwekerij appeared first on hennepadvocaat-hennepkwekerij.

]]>
De Hoge Raad heeft in 2019[1] een belangrijke uitspraak gedaan over medeplichtigheid aan hennepteelt. De Hoge Raad heeft bepaald dat een partner niet zonder meer medeplichtig is aan hennepteelt in de eigen woning, ook als die partner niet ingrijpt. Dit was een bijzondere uitspraak voor de praktijk, nu het risico tot op heden erg groot was dat een partner en overige huisgenoten, indien zij wisten van de aanwezigheid van een hennepkwekerij in de woning, veroordeeld werden voor medeplichtigheid aan hennepteelt.

Medeplichtigheid kan zowel bestaan uit een actief optreden als uit een nalaten, de passieve vorm van medeplichtigheid. Uit het arrest blijkt dat het enkel ter beschikking stellen van een ruimte onvoldoende is voor medeplichtigheid. Voor actieve medeplichtigheid moet er namelijk sprake zijn van omstandigheden die erop duiden dat actieve gedragingen van verdachte gelegenheid verschaften tot hennepteelt. Daarnaast is het enkel bekend zijn met de hennepkwekerij niet voldoende voor het doen ontstaan van een rechtsplicht voor verdachte tot het beletten of (doen) beëindigen van de hennepkwekerij (passieve medeplichtigheid).  Hieronder worden verschillende zaken uiteengezet waarbij de vraag beantwoord moest worden of er sprake is van medeplichtigheid aan hennepteelt. Hierdoor zal duidelijk worden onder welke omstandigheden medeplichtigheid aan hennepteelt kan worden aangenomen.

Geen medeplichtigheid

Zaak 1:
Ontoereikende motivering van ‘opzettelijk gelegenheid heeft verschaft’, nu het hof geen omstandigheden heeft vastgesteld die erop duiden dat actieve gedragingen van verdachte gelegenheid verschaften tot hennepteelt door medeverdachte (haar man) in de gezamenlijke woning.
HR 19 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1812.
In de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van 27 november 2019 heeft verdachte samen met haar partner een woning gekocht. De partner van verdachte besloot in de gezamenlijke woning hennep te telen. Verdachte was het niet eens met de kwekerij en heeft dit ook meerdere malen aangegeven, maar haar partner heeft hier niks mee gedaan. Verdachte wist niet wat zij verder kon doen, nu er sprake was van een ongelijkwaardige relatie. Dit kan worden verklaard vanuit hun culturele achtergrond en vanuit de persoonlijkheid van de verdachte en die van haar partner. De verdachte is van nature volgzaam en zij vreesde voor ruzies die zouden volgen als zij zou ingrijpen. Daarnaast kon verdachte haar partner niet uit de woning zetten, nu ook haar partner eigenaar was van de woning. Verdachte is in de woning blijven wonen, maar had geen enkele betrokkenheid bij de hennepplantage. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat er geen sprake was van actieve of passieve medeplichtigheid.

Medeplichtigheid

Zaak 2:
Het hof heeft vastgesteld dat verdachte stond ingeschreven op adres en enige bewoner was van woning waarin op bovenverdieping een inwerking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen. Hof heeft verder vastgesteld dat verdachte wetenschap had. Hof heeft op grond hiervan bewezenverklaard dat verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij telen van hennep. Dit oordeel geeft niet blijk van onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd.
HR 27 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1692.
In het arrest van 27 oktober 2020 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat er wel sprake was van passieve medeplichtigheid. In de zaak heeft de verdachte haar woning aan een of meer onbekend gebleven personen ter beschikking gesteld voor het telen van hennep. In de woning is vervolgens door de politie op de bovenverdieping een inwerking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. De verdachte wist van de hennepkwekerij, stond ingeschreven op het adres en was de enige bewoner van de woning. Nu verdachte niet heeft ingegrepen heeft zij opzettelijk gelegenheid geboden dat er in haar huis een hennepkwekerij werd geëxploiteerd, terwijl het in haar macht lag om die exploitatie van die hennepkwekerij te beëindigen en zij dit (ingevolge een rechtsplicht) had moeten doen.

Zaak 3:
Omstandigheden in bewijsoverweging zijn niet zonder meer voldoende om te kunnen aannemen dat verdachte het opzettelijk telen van hennepplanten heeft medegepleegd, nu zij in de kern niet meer inhouden dan dat verdachte aan een ander gelegenheid en middelen heeft verschaft voor het telen van hennepplanten in haar woning, hetgeen op het eerste gezicht duidt op gedragingen die met medeplichtigheid in verband worden gebracht, en dat zij heeft geprofiteerd of zou profiteren van de opbrengst van dat telen.
HR 19 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3202.
In deze zaak werd in de woning van de verdachte een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. De verdachte was enig eigenaar van de woning en had zowel de formele als feitelijke zeggenschap omtrent hetgeen in het pand plaatsvond. De verdachte woonde in het pand samen met haar toenmalige partner, de medeverdachte. De verdachte had feitelijke toegang tot de afgesloten ruimte, aangezien zij ervan op de hoogte was dat de sleutel die toegang tot de ruimte verschafte achter een schilderij verborgen lag. Verdachte heeft voorts toegegeven dat zij ervan op de hoogte was dat er in de woning een hennepkwekerij aanwezig was. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat deze omstandigheden medeplichtigheid met zich mee kunnen brengen.

Zaak 4:
Verdachte heeft zich als medeplichtige schuldig gemaakt aan het telen van 822 hennepplanten door zijn mestkelder daarvoor ter beschikking te stellen, en aan diefstal van stroom door te gedogen dat een illegale elektriciteitsaansluiting werd aangelegd. Tevens heeft verdachte deze 822 hennepplanten opzettelijk aanwezig gehad.
Rb. Noord-Nederland 17 december 2020, ECLI:NL:RBNNE:2020:4490.
In de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van de rechtbank van 17 december 2020 heeft de verdachte zich als medeplichtige schuldig gemaakt aan het telen van hennep door zijn mestkelder aan medeverdachte en een of meer onbekend gebleven personen daarvoor ter beschikking te stellen. De medeverdachte had paarden gestald bij verdachte. De medeverdachte liep echter achter met de betalingen. De medeverdachte wilde de verdachte met de opbrengst van de hennepkwekerij betalen. Namens verdachte is aangevoerd dat verdachte niet heeft opgetreden uit angst. De medeverdachte had zich zoveel macht toegeëigend dat verdachte het niet meer voor het zeggen had op zijn eigen erf. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte wel beschikkingsmacht had. De verdachte was namelijk eigenaar van het perceel, wist van de hennepkwekerij, stond dat toe en had daar toegang toe. Verdachte had dus wetenschap van en beschikkingsmacht over de hennepkwekerij.

Zaak 5:

Vrijspraak medeplegen telen hennep. Veroordeling medeplichtigheid telen hennep door gehuurd pand ter beschikking te stellen.
Hof Amsterdam 04 maart 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:818.

In deze zaak heeft verdachte een door hem gehuurd pand aan twee onbekend gebleven mannen ter beschikking gesteld voor de teelt/het kweken van hennepplanten. Het huurcontract van dit pand stond op naam van de verdachte en zijn vader en de verdachte is regelmatig in dit pand geweest. Daarnaast is de verdachte met een ander aangehouden in een bestelauto waarin diverse spullen lagen die geschikt zijn voor het telen van hennep. De bestelauto was eerder door de politie in het pand gezien en in de bestelauto lag een sleutel die paste op één van de ruimtes waarin de hennepteelt plaats vond. Gelet op deze feiten en omstandigheden heeft het hof geoordeeld dat verdachte wist van de hennepkwekerij en dat verdachte zich daarmee bewust inliet. De verdachte is hiermee medeplichtig geweest aan hennepteelt.

Zaak 6:

Vrijspraak medeplegen. Het hof veroordeelt verdachte voor medeplichtigheid aan het telen van hennep.
Hof Arnhem-Leeuwarden 06 september 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:7274.

In de zaak die heeft geleid tot het arrest van 06 september 2019 heeft het hof geoordeeld dat er sprake was van medeplichtigheid. De verdachte heeft de schuur van haar woning aan een of meer onbekend gebleven personen ter beschikking gesteld voor de teelt/het kweken van hennepplanten. Verdachte en medeverdachte zijn gezamenlijk eigenaar van de betreffende woning en hebben daar hun hoofdverblijf. Medeverdachte is door een onbekend gebleven persoon benaderd die de schuur wilde huren om er plantjes in te zetten. Verdachte was op de hoogte van de hennepkwekerij en heeft met medeverdachte overlegd of ze het verhuren van de schuur ten behoeve van een hennepkwekerij moesten doen. Daarnaast hebben verdachte en medeverdachte geld ontvangen voor het ter beschikking stellen. De opbrengst is gebruikt voor het aflossen van schulden. De medeverdachte dan wel verdachte hebben zelf de hennepkwekerij niet ingericht en/of onderhouden. Verdachte wist dus van de hennepkwekerij, had als mede-eigenaar van het perceel de beschikking over die schuur, is in die zin ook verantwoordelijk voor wat er in die schuur gebeurt en heeft meegedeeld in de opbrengsten.

Zaak 7:

Wapenvelder veroordeeld tot 2 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk en een werkstraf voor medeplichtigheid terzake een hennepkwekerij. De verdachte is vrijgesproken van betrokkenheid aan een grote ondergrondse hennepkwekerij die door zijn zoon was ingericht in een tiental ingegraven zeecontainers.

Rb. Zutphen 16 februari 2007, ECLI:NL:RBZUT:2007:AZ8696. 

De verdachte in deze zaak heeft aan zijn zoon een pand en/of container(s) en/of stal(len) voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking gesteld. Volgens de rechtbank is het niet vast komen te staan dat er sprake is geweest van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn zoon ten aanzien van de in het dossier als locatie 1 aangeduide hennepkwekerij dat er sprake is van medeplegen. Verdachte wist dat zijn zoon daar een hennepkwekerij had en heeft daar niet tegen opgetreden. Niet is gebleken dat verdachte zelf zou delen in de winst van het strafbaar handelen of dat hij meer heeft gedaan dan alleen het ter beschikking stellen van die locatie.

Ten aanzien van locatie 3-4 is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op enigerlei wijze betrokken is geweest bij de aanleg van die kwekerij en/of betrokken is geweest bij het in werking houden daarvan. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van (mede)plegen. Gelet op de grootte van die ondergrondse kwekerij en de hoeveelheid werkzaamheden die moeten worden verricht om een kwekerij van dat formaat aan te leggen en in werking te houden, is het naar het oordeel van de rechtbank ongeloofwaardig dat verdachte niet heeft geweten dat zijn zoon een ondergrondse kwekerij had aangelegd en dat hij deze in werking hield, doch medeplichtigheid ten aanzien van deze locatie is niet ten laste gelegd.

Zaak 8:

Niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd oordeel dat verdachte de hennepplanten in de echtelijke woonboot tezamen en in vereniging met haar echtgenoot opzettelijk aanwezig heeft gehad.

HR 29 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:787.

In deze zaak werd verdachte subsidiair ten laste gelegd dat zij een ruimte in haar woonboot aan haar echtgenoot ter beschikking heeft gesteld voor hennepteelt. In de woonboot waarin verdachte en haar (toenmalige) echtgenoot woonden is op 8 juli 2013 een hennepkwekerij aangetroffen. De hennepkwekerij is aangelegd en werd onderhouden door haar man. Verdachte wist van de hennepkwekerij en haar man heeft eind 2012 het plan om een hennepkwekerij te beginnen van tevoren met haar besproken. Verdachte woonde destijds gezamenlijk met haar echtgenoot in de echtelijke woonboot en deze was (mede) haar eigendom.

Door en namens verdachte is aangevoerd dat zij in de tenlastegelegde periode aan borstkanker leed, waardoor zij fysiek en geestelijk niet in staat was om iets tegen de plantage te ondernemen. Het “verbieden” van de hennepplantage door verdachte was het maximale waartoe zij op dat moment (psychisch/fysiek) in staat was en geacht kon worden te zijn. Immers, gelet op haar ziektebeeld was zij geestelijk en fysiek te zwak/ziek om iets tegen de plantage te ondernemen. Tenslotte was zij fysiek en emotioneel (vanwege de ziekte) op dat moment niet in staat ergens anders heen te gaan/te scheiden van medeverdachte (het gaat immers over een ten laste gelegde periode van 2,5 week), hetgeen zij nadien wel direct gedaan heeft. Het hof overwoog dat verdachte in mei 2012 de laatste chemokuur heeft ondergaan en in augustus 2012 de laatste bestraling heeft gehad. Het ten laste gelegde betreft een feit gepleegd in de periode van 21 juni 2013 tot en met 8 juli 2013. Het hof is van oordeel dat het verweer van verdachte dat zij vanwege haar ziekte niet in staat was het ten laste gelegde te plegen, feitelijke grondslag mist, nu de hennepkwekerij volgens de verklaring van de echtgenoot, eerst is gestart in januari 2013 en deze door de politie is aangetroffen op 8 juli 2013, derhalve meer dan een jaar na de laatste chemokuur en bijna een jaar na de laatste bestraling van verdachte.

Wel oordeelde het hof, gelet op voornoemde omstandigheden, dat medeplegen door verdachte van het aanwezig hebben van hennepplanten bewezen kan worden verklaard. Dit oordeel is volgens de Hoge Raad niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.

Zaak 9:

Veroordeling voor medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod tot een werkstraf van 40 uren.

Rb. Midden-Nederland 16 oktober 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:7852.

De verdachte in deze zaak heeft haar woning aan haar echtgenoot ter beschikking gesteld voor het telen van hennep. De echtgenoot van verdachte heeft een hennepkwekerij op de zolder van hun woning geplaatst en verdachte wist hiervan. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zij het hier weliswaar niet mee eens was, maar dat zij niet heeft ingegrepen. De echtgenoot van verdachte had aan verdachte beloofd de kwekerij na de eerste oogst op te ruimen. Daarmee heeft verdachte volgens de rechtbank ingestemd met het feit dat de hennepkwekerij zich in haar woning bevond en is zij medeplichtig hieraan door haar woning voor de hennepteelt ter beschikking te stellen.

Verschil:

Naar mijns inziens is het verschil tussen de onderhavige zaak en zaak 1 dat in zaak 1 de verdachte niet de beschikkingsmacht had over de woning. De verdachte in zaak 1 heeft verschillende keren aangegeven dat zij het niet eens was met de hennepkwekerij, maar haar partner heeft hier niks mee gedaan. Er was sprake van een ongelijkwaardige relatie en verdachte was bang dat haar partner boos zou worden als zij verdere stappen zou ondernemen. De verdachte had dus niet de macht de hennepkwekerij te beëindigen. Dit is niet het geval bij onderhavige zaak. De verdachte in onderhavige zaak was het er weliswaar niet mee eens, maar verdachte had wel de macht om de hennepkwekerij te stoppen. Daarnaast heeft verdachte ingestemd met de hennepkwekerij doordat zij medeverdachte heeft laten beloven de kwekerij na de eerste oogst op te ruimen.

Medeplegen

In een aantal van de hiervoor besproken zaken werd verdachte ten laste gelegd dat verdachte het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten heeft medegepleegd. De rechter heeft echter in deze zaken geoordeeld dat de feiten en omstandigheden geen medeplegen met zich mee konden brengen, maar in verband kunnen worden gebracht met medeplichtigheid. De vraag die rijst is wanneer er sprake is van medeplichtigheid en wanneer er sprake is van medeplegen. De Hoge Raad heeft in de afgelopen jaren een aantal arresten gewezen waaruit blijkt dat ons hoogste rechtscollege een nieuwe richting is ingeslagen. Met deze jongste rechtspraak wil de Hoge Raad een strakkere grenslijn trekken tussen medeplegen en medeplichtigheid. In zijn arresten van 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, NJ 2015/390, 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:716 en 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316, NJ 2016/411 heeft de Hoge Raad enige algemene overwegingen over het medeplegen gegeven. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Daarnaast moet voor de kwalificatie medeplegen de intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht zijn. Het kernverwijt bij medeplichtigheid is ‘het bevorderen en/of vergemakkelijken van een door een ander begaan misdrijf’. Indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband kunnen worden gebracht, dient de rechter dat medeplegen in geval van een bewezenverklaring nauwkeurig te motiveren in de bewijsvoering.

 

In geval van hennepteelt lijkt het medeplegen niet snel te worden aangenomen. De Hoge Raad heeft recentelijk een aantal veroordelingen wegens medeplegen van de teelt zelf of van het aanwezig hebben van hennep vernietigd. Daarbij was telkens sprake van een situatie waarin de verdachte onmiskenbaar op de hoogte was van de betrokken hennepplantage maar niet méér had gedaan dan het ter beschikking stellen van een woning (en de daarin aanwezige voorzieningen), dan wel het regelen van mensen voor het aanleggen van de hennepplantage en/of het faciliteren van de financiering van die plantage. Omdat daaruit niet bleek dat de verdachte iets te maken had gehad met de teelt zelf en/of de opbrengsten daarvan, hielden deze veroordelingen in cassatie geen stand.[2] In een aantal van deze zaken overwoog de Hoge Raad expliciet dat de verrichte gedragingen in verband plegen te worden gebracht met medeplichtigheid, nu het er telkens op neerkwam dat de verdachte het delict had bevorderd, vergemakkelijkt of mogelijk gemaakt maar aan het delict zelf niet of nauwelijks een bijdrage van enig gewicht had geleverd. Als de bewijsmiddelen weinig inhouden omtrent de rol of bijdrage van de verdachte en het hof daaraan geen bewijsoverweging heeft gewijd, zal een bewezenverklaring ter zake van medeplegen de toets in cassatie niet doorstaan. Om dan tot een bewezenverklaring te kunnen komen, is meer nodig, zoals bijvoorbeeld blijkt uit HR 22 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3696: het hof had vastgesteld dat de verdachte en een medeverdachte zich bij het bedrijfspand bevonden waar later hennepplanten werden aangetroffen, maar zij over een sleutel van dat pand beschikten, zij daar al eerder waren geweest en één van hen spontaan aan de ter plaatse gekomen politie mededeelde dat in dat pand hennep werd geteeld. Hier liet de Hoge Raad de bewezenverklaring van het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van die hennepplanten in stand. Ook in de volgende zaken was de rechter van oordeel dat er sprake was van medeplegen aan hennepteelt:

Zaak 10:

Medeplegen telen hennep.

Rb. Midden-Nederland 10 november 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:8311.

De verdenking in deze zaak komt er kort en feitelijk weergegeven op neer dat verdachte primair aan hennepteelt heeft medegepleegd en subsidiair medeplichtig is geweest door het pand ter beschikking te stellen. In de woning is door verbalisanten een hennepkwekerij aangetroffen, waarvan de planten net waren geoogst. De verbalisanten hebben verdachte en medeverdachte in de woning aangetroffen en een verbalisant constateerde dat beide verdachte vieze groene vingers en vuile nagels hebben en zeer sterk naar hennep ruiken. Verdachte en medeverdachte verbleven in de woning. De rechtbank acht op basis van de bewijsmiddelen bewezen hetgeen primair ten laste is gelegd. De rechtbank wordt gesterkt in het oordeel dat verdachte ter plaatse aanwezig was voor de hennepteelt omdat de verdachte de beschikking had over de sleutel van de woning en volstrekt ongeloofwaardige verklaringen heeft afgelegd voor zijn aanwezigheid in de woning.

Zaak 11:

6 maanden gevangenisstraf voor medeplegen telen en aanwezig hebben hennep en diefstal elektriciteit.

Rb. Amsterdam 10 december 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:9741.

De verdenking in deze zaak komt er kort en feitelijk weergegeven op neer dat verdachte aan hennepteelt heeft medegepleegd. Verdachte en medeverdachte zijn op 3 juli 2019 in de woning aangehouden. Deze woning was op een zeer professionele manier verbouwd tot een hennepplantage en was feitelijk niet meer voor normale bewoning geschikt. Verdachte en medeverdachte hebben toegegeven dat zij in de woning verbleven en aldaar werkzaamheden verrichten in de hennepplantage (het water geven van de hennepplanten). De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van telen van hennepplanten.

Zaak 12:

Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het telen van hennep en het aanwezig hebben van een groot aantal hennepstekken.
Rb. Noord-Nederland 18 mei 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:4445.

 Verdachte en medeverdachte waren in het bezit van een sleutel die toegang gaf tot het pand waarin de hennepstekken en de moederplanten zich bevonden. Verdachte heeft erkend dat hij de moederplanten heeft verzorgd. Ook heeft hij verklaard dat de moederplanten bedoeld waren voor het afknippen van stekken en dat hij heeft gezien dat er van de moederplanten stekken waren genomen. De medeverdachte is net als verdachte in het pand aangetroffen en heeft ook erkend dat hij heeft geholpen in de kwekerij. Op grond van voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het medeplegen van telen van hennep wettig en overtuigend bewezen is.

Zaak 13:

Medeplegen hennepkwekerij, vrijspraak diefstal stroom.

Rb. Midden-Nederland 13 februari 2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:791.

In deze zaak wordt verdachte ervan verdacht hennepteelt te hebben medegepleegd. De echtgenoot van verdachte was benaderd door een derde die hem had voorgesteld om een hennepkwekerij in zijn woning op te zetten. Hij heeft vervolgens met verdachte besproken om in te gaan op het aanbod. Verdachte was dus medeverantwoordelijk voor de beslissing om in te gaan op het aanbod aangezien het geld toen nodig was om de behandelingen voor haar zieke moeder te bekostigen. Daarnaast heeft verdachte verklaard kennis te hebben gehad van hetgeen zich in de potten bevond en dat er twee keer was geoogst. Op basis hiervan is de rechtbank van oordeel dat de verdachte niet slechts willoos heeft toegezien dat er in de woning die zij met haar gezin bewoonde een hennepkwekerij werd aangelegd, nu zij medeverantwoordelijk was voor de beslissing om in te gaan op het aanbod. Op grond van de genoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte zodanig nauw betrokken was bij de besluitvorming om in de gezamenlijke woning een hennepplantage te exploiteren en de opbrengsten daarvan ten goede te laten komen aan haar zieke moeder, dat zij, ondanks dat zij geen directe uitvoeringshandelingen van het telen heeft verricht, toch als medepleger kan worden aangemerkt van het telen van hennep.

Voor medeplegen moet er dus sprake zijn van een nauwe en bewuste samenwerking. Deze samenwerking kan bij hennepteelt bijvoorbeeld bestaan uit het opbouwen van de hennepkwekerij, de aanleg van de elektriciteit, het geven van water en voeding aan de planten en het delen in de opbrengst.

[1] HR 19 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1812.

[2] HR 7 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1794; HR 29 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2861; HR 17 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3317; en HR 21 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1094.

The post Wanneer medeplichtiging en medeplegen bij hennepkwekerij appeared first on hennepadvocaat-hennepkwekerij.

]]>
https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/wanneer-medeplichtiging-en-medeplegen-bij-hennepkwekerij/feed/ 0
Partner niet zonder meer medeplichtig aan hennepkwekerij https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/partner-niet-zonder-meer-medeplichtig-aan-hennepkwekerij/ https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/partner-niet-zonder-meer-medeplichtig-aan-hennepkwekerij/#respond Wed, 17 Feb 2021 03:30:50 +0000 https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/?p=1483 In HR 19 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1812 heeft de Hoge Raad bepaald dat een partner niet zonder meer medeplichtig is aan hennepteelt in de eigen woning, ook als die partner niet ingrijpt. De Hoge Raad overwoog het volgende: “Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte] als hoofdbewoner en mede-eigenaar van de […]

The post Partner niet zonder meer medeplichtig aan hennepkwekerij appeared first on hennepadvocaat-hennepkwekerij.

]]>
In HR 19 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1812 heeft de Hoge Raad bepaald dat een partner niet zonder meer medeplichtig is aan hennepteelt in de eigen woning, ook als die partner niet ingrijpt. De Hoge Raad overwoog het volgende:

“Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte] als hoofdbewoner en mede-eigenaar van de gezamenlijke woning aan de [a-straat 1] te [plaats] de beschikking had over dat pand, [medeverdachte] betrokken was bij een hennepkwekerij die was gevestigd in twee ruimtes in de woning waar hij de daar gekweekte planten verzorgde en de verdachte wist van die hennepkwekerij, maar deze situatie in stand heeft gelaten. Het Hof heeft op basis van deze vaststellingen bewezenverklaard dat de verdachte aan [medeverdachte] opzettelijk “gelegenheid heeft verschaft” tot het telen van hennep. Dat oordeel is daarmee echter niet toereikend gemotiveerd. Het Hof heeft immers geen omstandigheden vastgesteld die erop duiden dat actieve gedragingen van de verdachte gelegenheid verschaften tot de hennepteelt door [medeverdachte] in de woning. De enkele, niet nader geconcretiseerde overweging van het Hof dat de verdachte de ruimtes aan [medeverdachte] ter beschikking heeft gesteld, maakt dat niet anders, in aanmerking genomen dat zij met [medeverdachte] hoofdbewoner en mede-eigenaar van de gezamenlijke woning was zodat [medeverdachte] kennelijk die ruimtes reeds ter beschikking had. Daarbij komt dat ook bekendheid met het telen van hennep door [medeverdachte], anders dan het Hof met de verwijzing naar het in stand laten van de situatie kennelijk voor ogen stond, niet zonder meer voldoende is voor het doen ontstaan van een rechtsplicht voor de verdachte tot het beletten of (doen) beëindigen daarvan.”

Juridisch kader medeplichtigheid

Art. 48 Sr luidt als volgt:

“Als medeplichtigen van een misdrijf worden gestraft:
1°. zij die opzettelijk behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf;
2°. zij die opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van het misdrijf.”

In art. 48 Sr worden twee, niet altijd scherp van elkaar te onderscheiden, vormen van medeplichtigheid omschreven: het “behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf” (gelijktijdige medeplichtigheid) en het “gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van het misdrijf” (voorafgaande medeplichtigheid). De vraag of bij toepassing van deze bepaling de beide vormen van medeplichtigheid strikt kunnen of moeten worden afgebakend ten opzichte van elkaar, is door de Hoge Raad in ontkennende zin beantwoord.2Voor beide vormen geldt – en daarin is het kernverwijt bij medeplichtigheid gelegen – dat het door een ander begaan misdrijf wordt bevorderd en/of vergemakkelijkt.3 Evenals uitlokking is medeplichtigheid een indirecte deelnemingsvorm,4 hetgeen betekent dat betrokkenheid in die sfeer pas strafbaar is indien daadwerkelijk een bepaald strafbaar grondfeit is begaan. Met dit zogenoemde vereiste van accessoriteit5 hangt samen dat de medeplichtigheid objectief gezien enig effect moet hebben gehad, dat wil zeggen een aantoonbare bijdrage aan het begane misdrijf moet hebben geleverd.6 Maar niet hoeft de bijdrage van de medeplichtige van doorslaggevende of substantiële betekenis te zijn; de eis dat de handelingen van de medeplichtige een “adequate causale bijdrage” aan het grondfeit moeten hebben geleverd, vindt geen steun in het recht.7

Een ander uitgangspunt – naast accessoriteit – is dat de deelnemer opzet, zelfs een dubbel opzet, moet hebben (gehad).8 Het opzetvereiste is voor zowel de voorafgaande als de gelijktijdige medeplichtigheid uitdrukkelijk in de wet opgenomen. Voor een bewezenverklaring van het opzettelijk verschaffen van gelegenheid tot het misdrijf – bijvoorbeeld het telen van hennep – is een dubbel opzet vereist, nu het opzet niet alleen gericht moet zijn geweest op het verschaffen van die gelegenheid, maar, al dan niet in voorwaardelijke vorm, ook op het gronddelict.9

Medeplichtigheid manifesteert zich veelal in actief handelen. Dat neemt niet weg dat strafbare passiviteit hier eveneens mogelijk is. In dat geval bestaat medeplichtigheid uit het opzettelijk niet beletten, dus uit nalaten, terwijl ingevolge een rechtsplicht handelen geboden is. In Noyon/Langemeijer/Remmelink wordt erop gewezen dat dan doorgaans sprake is van de figuur van voorafgaande medeplichtigheid, en wel door het verschaffen van gelegenheid.10 In dezelfde zin De Hullu, die in dat verband het volgende schrijft (met weglating van voetnoten):

“Medeplichtigheid (vooral gelegenheid geven) kan uit passiviteit, uit niets-doen bestaan. Maar alleen waar handelen zou zijn geboden, kan niet-handelen medeplichtigheid opleveren. Hetzelfde punt speelt in het algemeen bij omissiedelicten. Er moet daarom een rechtsplicht tot handelen worden vastgesteld voordat nalaten als medeplichtigheid kan worden aangemerkt. […].
Opvallend is hierbij wel de niet op een concrete wetsbepaling, maar op de omstandigheden van het geval gestoelde rechtsplicht die – op een overigens aansprekende wijze – beslissend is. De Hoge Raad noemt dit ‘de zogenoemde passieve medeplichtigheid’, en daarvan is in het algemeen sprake wanneer ‘iemand in strijd met een op hem rustende rechtsplicht opzettelijk nalaat te beletten dat het misdrijf wordt gepleegd’. Dat de rechtsplicht bijzondere aandacht verdient, bleek uit de overweging dat ‘kennis omtrent het voornemen van een ander tot het plegen van een misdrijf niet zonder meer voldoende is voor het doen ontstaan van de rechtsplicht tot openbaarmaking van die kennis en het aldus beletten van dat misdrijf’.
Ook bij medeplichtigheid bestaat een vloeiende overgang tussen doen en laten, en het kan eveneens om een combinatie daarvan gaan. Daarom kon aan iemand medeplichtigheid tot brandstichting door gelegenheid verschaffen worden verweten doordat hij zijn huis ‘heeft verlaten opdat er voor de mededaders gelegenheid was brand te stichten’. Dan komt de nadruk op het opzet te liggen, nu het op zichzelf een onschuldige, alledaagse handeling betreft.”11

Let op: de Hoge Raad heeft ook anders geoordeeld

In de zaak die heeft geleid tot het arrest van de Hoge Raad van 19 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3202, NJ 2018/50 was de verdachte door het hof onder meer veroordeeld voor het medeplegen van het opzettelijk telen van hennepplanten. Bij de bewezenverklaring had het hof in het bijzonder in aanmerking genomen dat
a. de verdachte wist dat de hennepplantage in haar woning aanwezig was,
b. zij aan de opbouw en exploitatie van de kwekerij geen einde had gemaakt hoewel dat als enig eigenaar van de woning in haar macht lag,
c. zij toestond dat de kwekerij werd gefinancierd uit gemeenschappelijke gelden en
d. zij profiteerde of zou profiteren van de opbrengsten van de kwekerij.

De Hoge Raad zag daar echter nog geen medeplegen in, maar wel kwam blijkens rechtsoverweging 2.5 medeplichtigheid in beeld: “Deze omstandigheden zijn niet zonder meer voldoende om te kunnen aannemen dat de verdachte het opzettelijk telen van hennepplanten heeft medegepleegd nu zij in de kern niet meer inhouden dan dat de verdachte aan een ander gelegenheid en middelen heeft verschaft voor het telen van hennepplanten in haar woning, hetgeen op het eerste gezicht duidt op gedragingen die met medeplichtigheid in verband worden gebracht, en dat zij heeft geprofiteerd of zou profiteren van de opbrengst van dat telen.”

Het  niet-beëindigen van de opbouw en exploitatie van een hennepkwekerij door de eigenaar, terwijl het beletten wel in zijn macht ligt, kon toen dus wel het verschaffen van gelegenheid voor het telen van hennepplanten opleveren. In die zaak was de verdachte de (enig) eigenaar van de woning waarin de hennepkwekerij werd aangetroffen.

Zie ook

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 9 juli 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:5330:
Verdachte heeft verklaard dat ze het wel fijn vond dat de gezamenlijke schulden van verdachte en [medeverdachte] met de opbrengst konden worden afgelost. Gelet op deze omstandigheden is het hof van oordeel dat verdachte willens en wetens de aanwezigheid van de hennepplanten in hun gezamenlijke woning heeft geaccepteerd en dat derhalve sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] . Aldus kan het medeplegen door verdachte van het aanwezig hebben van hennepplanten bewezen worden verklaard. Het hof verwijst in dit verband naar HR 29 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:787.

The post Partner niet zonder meer medeplichtig aan hennepkwekerij appeared first on hennepadvocaat-hennepkwekerij.

]]>
https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/partner-niet-zonder-meer-medeplichtig-aan-hennepkwekerij/feed/ 0
Onderverhuur woning aan vriend levert nog geen medeplichtigheid hennepteelt op https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/onderverhuur-woning-aan-vriend-levert-nog-geen-medeplichtigheid-hennepteelt-op/ https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/onderverhuur-woning-aan-vriend-levert-nog-geen-medeplichtigheid-hennepteelt-op/#respond Wed, 17 Feb 2021 03:19:58 +0000 https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/?p=1481 In HR 18 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:964: ging het om de vraag of de onderverhuurder als medeplichtige strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gehouden voor een in de verhuurde woning aangetroffen hennepkwekerij. De onderverhuurder gaf aan van niets te hebben geweten en later de huurder erop aan te hebben gesproken en hem te hebben gesommeerd de kwekerij op […]

The post Onderverhuur woning aan vriend levert nog geen medeplichtigheid hennepteelt op appeared first on hennepadvocaat-hennepkwekerij.

]]>
In HR 18 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:964: ging het om de vraag of de onderverhuurder als medeplichtige strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gehouden voor een in de verhuurde woning aangetroffen hennepkwekerij. De onderverhuurder gaf aan van niets te hebben geweten en later de huurder erop aan te hebben gesproken en hem te hebben gesommeerd de kwekerij op te ruimen. 

Juridisch kader medeplichtigheid

Art. 48 Sr stelt buiten twijfel dat voor medeplichtigheid opzet is vereist: louter het opzettelijk behulpzaam zijn bij het plegen van een misdrijf en het opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van dit misdrijf, leveren medeplichtigheid op. Voorwaarde voor strafbare medeplichtigheid is dat niet alleen wordt bewezen dat verdachtes opzet was gericht op – in dit geval – het verschaffen van gelegenheid als bedoeld in art. 48, aanhef en onder 2˚, Sr, maar tevens dat verdachtes opzet was gericht op het door de dader(s) gepleegde misdrijf. Aldus uitdrukkelijk HR 25 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX4845 en HR 14 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:949, NJ 2015/338, m.nt. Keijzer. Vgl. ook J. de Hullu, Materieel strafrecht, zevende druk, Deventer: Kluwer 2018, p. 498: “[M]edeplichtigheid is op zichzelf een leeg begrip, het gaat altijd om medeplichtigheid tot of bij een bepaald misdrijf.”
In dit verband wordt wel van een dubbel opzetvereiste gesproken. Voor beide opzetverbanden is opzet in voorwaardelijke vorm voldoende.

HR: geen medeplichtigheid hennepteelt

Het Hof heeft bewezenverklaard dat de verdachte opzettelijk gelegenheid heeft verschaft tot het plegen van een misdrijf, te weten het opzettelijk telen van hennep. Daartoe is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat verdachtes opzet was gericht op het verschaffen van gelegenheid als bedoeld in art. 48, aanhef en onder 2°, Sr, maar ook dat verdachtes opzet al dan niet in voorwaardelijke vorm was gericht op dit misdrijf (vgl. HR 13 november 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD4372).

2.4.Het Hof heeft geen nadere bewijsoverweging over het voor medeplichtigheid vereiste opzet opgenomen. Aangezien de bewezenverklaring, voor zover inhoudende dat de verdachte “opzettelijk gelegenheid heeft verschaft” tot het in de bewezenverklaring genoemde misdrijf, niet zonder meer kan worden afgeleid uit de gebezigde bewijsmiddelen, is de bestreden uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed. Daarbij neemt de Hoge Raad in aanmerking dat uit de gebezigde bewijsmiddelen naar voren komt dat de verdachte in het korte tijdsverloop tussen de datum waarop de verdachte op de hoogte is geraakt van de aanwezigheid van de hennepkwekerij in het door hem onderverhuurde pand en het tijdstip waarop die hennepkwekerij door de politie is aangetroffen, contact heeft opgenomen met degene aan wie hij dat pand onderverhuurde, en het Hof geen nadere vaststellingen heeft gedaan met betrekking tot de strekking van dat contact.

The post Onderverhuur woning aan vriend levert nog geen medeplichtigheid hennepteelt op appeared first on hennepadvocaat-hennepkwekerij.

]]>
https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/onderverhuur-woning-aan-vriend-levert-nog-geen-medeplichtigheid-hennepteelt-op/feed/ 0
Woning op naam pakken is onvoldoende voor medeplichtigheid hennepteelt https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/woning-op-naam-pakken-is-onvoldoende-medeplichtigheid-hennepteelt/ https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/woning-op-naam-pakken-is-onvoldoende-medeplichtigheid-hennepteelt/#respond Wed, 20 Dec 2017 17:07:44 +0000 https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/?p=1413 Het op naam pakken van een woning (via bijv. een huurovereenkomst) is op zichzelf genomen onvoldoende om te komen tot medeplichtigheid voor hennepteelt. Voor medeplichtigheid aan hennepteelt is namelijk dubbel opzet vereist. Het hof had de verdachte veroordeeld omdat hij zich ervan had moeten vergewissen dat er in het betreffende pand (bijvoorbeeld in de kelder) […]

The post Woning op naam pakken is onvoldoende voor medeplichtigheid hennepteelt appeared first on hennepadvocaat-hennepkwekerij.

]]>
Het op naam pakken van een woning (via bijv. een huurovereenkomst) is op zichzelf genomen onvoldoende om te komen tot medeplichtigheid voor hennepteelt. Voor medeplichtigheid aan hennepteelt is namelijk dubbel opzet vereist. Het hof had de verdachte veroordeeld omdat hij zich ervan had moeten vergewissen dat er in het betreffende pand (bijvoorbeeld in de kelder) geen strafbare feiten zouden worden gepleegd en de verdachte dat had nagelaten, maar dit is volgens de Hoge Raad onvoldoende voor het aannemen van voorwaardelijk opzet (HR 14 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:226).

Verklaring verdachte: wist niet van hennepteelt

De verdachte verklaarde:
“Het klopt dat ik bij dat pand aan de [a-straat] betrokken ben geweest. Ik ben in juni dat jaar benaderd door een persoon genaamd [verdachte]. [verdachte] is een man die ik daarvoor helemaal niet kende. Het is een Surinaamse/Indische man. Hij woont in het zuiden van Limburg. Verder heb ik geen informatie over [verdachte]. Hij sprak me aan bij de voedselbank, daar kwam ik destijds wekelijks. Hij vroeg of ik wellicht interesse had in een bepaald iets. Hij vroeg of ik een huis op mijn naam wilde nemen en daar zou ik dan per halfjaar een twee- tot drieduizend euro voor krijgen. Ik mocht er gaan wonen of er niet gaan wonen. Ik heb erover nagedacht en na een week besloten om het te doen. Die man belde mij op, daarop hebben wij een datum en tijd afgesproken voor een afspraak bij de voedselbank. We zouden die woning gaan bekijken. Hij is mee geweest naar de woning. Hij kende de eigenaar van de woning. We hebben de woning bekeken en de huurovereenkomst is gereed gemaakt. Die heb ik toen getekend.
Na ondertekening van het huurcontract hebben ze het verder rondgemaakt en er zijn spullen in de woning gezet. Er stond huisraad in de kamer, daar kwam die [verdachte] mee. Als ik dat wilde, mocht ik de rest van de woning gebruiken, de begane grond en de ruimte naar boven mocht ik gebruiken. Ik heb totaal niet iets geroken in de woning.
Ik ben vijf of zes keer in de woning geweest. De huur bedroeg € 1.100,- en er is een borg van € 2.200,- betaald.
Op het moment van het voorstel zou het een voordeel opleveren van € 60,- per week.
Ik moest er zo nu en dan komen of er gewoon gaan wonen. Ik moest dan een halve avond televisie gaan kijken, zodat men het idee had dat het bewoond werd. Ik bleef er dan een paar uurtjes zitten en ik heb twee keer de kinderen meegenomen. Er lag ook post in dat huis. Dat nam ik ook mee.”

Oordeel hof: medeplichtigheid aan hennepteelt

Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:

“Van de zijde van de verdediging is betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1. subsidiair ten laste gelegde. Hiertoe is – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat er onvoldoende wettig bewijs is dat verdachte strafrechtelijk betrokken is geweest bij de teelt van de in een op zijn naam gehuurde pand aangetroffen hennepkwekerij.

Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is komen vast te staan dat op 30 oktober 2011 een in werking zijde hennepkwekerij is aangetroffen in het pand gelegen te ([…]) Stein, aan de [a-straat]. In deze woning hebben de verbalisanten in de woonkamer een aantal poststukken aangetroffen, die waren geadresseerd aan verdachte op het adres te ([…]) Geleen, aan de [c-straat]. Tevens hebben de verbalisanten een poststuk aangetroffen dat was geadresseerd aan verdachte op het adres waar het pand zich bevindt. Ten slotte is in de woonkamer huiswerk van [betrokkene 1] (het hof begrijpt: de dochter van verdachte) aangetroffen. Verdachte heeft het pand vanaf 1 juli 2011 gehuurd van [betrokkene 2]. Deze heeft tevens verklaard dat voorafgaand aan de huurperiode een bezichtiging heeft plaatsgevonden, waarbij verdachte een elektricien had meegenomen.

De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat degene met wie hij samen de bezichtiging heeft gedaan, [verdachte] is genaamd. Deze “[verdachte]” heeft verdachte bij de Voedselbank aangesproken en gevraagd of verdachte een huis op zijn naam wilde zetten in ruil waarvoor hij, verdachte, een bedrag tussen de twee- en drieduizend euro zou ontvangen per halfjaar. Verdachte heeft vervolgens een huurcontract ondertekend. Verdere informatie over “[verdachte]”, zoals achternaam en adres, kon verdachte ter zitting niet verstrekken. Voorts heeft verdachte verklaard dat er huisraad in de woning is geplaatst, dat de huur van de woning inderdaad EUR 1.100,- per maand bedroeg en dat “[verdachte]” hem had gevraagd in de woning langs te komen en te doen “alsof” de woning werd bewoond. Verdachte verklaarde dat hij een keer of zes in de woning is geweest. Hij mocht de kelder van de woning niet betreden.

Naar het oordeel van het hof had de verdachte zich onder de hiervoor vermelde omstandigheden, in het bijzonder het verzoek om een huurcontract met een huurprijs van EUR 1.100,- per maand op zijn naam te zetten, de opdracht daarbij om te doen alsof het pand werd bewoond en het vooruitzicht op een vergoeding van twee- tot drieduizend euro per halfjaar, ervan moeten vergewissen dat er in het betreffende pand (bijvoorbeeld in de kelder) geen strafbare feiten zouden worden gepleegd.

Nu verdachte dat heeft nagelaten, heeft hij naar het oordeel van het hof bewust de aanmerkelijke kans op de koop toegenomen dat er in (de kelder van) het pand sprake zou kunnen zijn van het plegen van een misdrijf, zoals de teelt van hennep.

Gelet hierop en de overige aan de voorliggende overwegingen ten grondslag gelegde bewijsmiddelen is het hof dan ook, anders dan de verdediging, van oordeel dat het opzet van verdachte zowel gericht was op de samenwerking met de onbekende gebleven personen, als ook, zij het in voorwaardelijke zin, op de teelt van hennep door anderen dan verdachte.

Het verweer strekkende tot vrijspraak wordt mitsdien verworpen.”

HR: GEEN medeplichtigheid hennepteelt

De Hoge Raad accepteerde dit niet en vond dat dit onvoldoende was voor het bewijs van medeplichtigheid aan hennepteelt:
“Het Hof heeft bewezenverklaard dat de verdachte opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest tot het plegen van een misdrijf. Daartoe is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat verdachtes opzet was gericht op het verschaffen van gelegenheid of het behulpzaam zijn als bedoeld in art. 48 Sr, doch tevens dat verdachtes opzet al dan niet in voorwaardelijke vorm was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf. Aangezien de bewezenverklaring, voor zover behelzende dat de verdachte opzet heeft gehad op de medeplichtigheid aan het telen van hennep niet zonder meer uit ’s Hofs bewijsvoering kan worden afgeleid, is de uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed.”

Conclusie A-G: beoordelingskader medeplichtigheid hennepteelt

De A-G heeft in zijn conclusie bij dit arrest het beoordelingskader nog eens helder weergegeven:
“Het hof heeft bewezenverklaard dat de verdachte medeplichtig is geweest aan het opzettelijk plegen van een misdrijf, hennepteelt, door als huurder van een pand aan een derde dat pand ter beschikking te stellen. Daartoe is vereist dat niet alleen bewezen wordt dat verdachtes opzet gericht was op het bevorderen dan wel vergemakkelijken van dat misdrijf in de zin van art. 48 Sr, maar ook dat zijn opzet – al dan niet in voorwaardelijke vorm – gericht was op het door die derde gepleegde misdrijf, i.c. hennepteelt. In dit verband wordt ook wel gesproken van ‘dubbel opzet’. (T&C Strafrecht, Deventer 2016, elfde druk, aant. 4b bij art. 48 Sr, HR 13 november 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD4372, NJ 2002, 245, r.o. 3.4)

Dat iemand die een ruimte (onder)(ver)huurt niet zomaar strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gehouden voor het faciliteren van een in die ruimte of een deel daarvan ingerichte hennepkwekerij, blijkt uit de in het middel aangehaalde en meer recente jurisprudentie over dat onderwerp. Een vereiste is, dat de verhuurder voldoende wetenschap heeft of had moeten hebben van hetgeen zich in de beschikbaar gestelde ruimte afspeelt (Vgl. HR 25 september 2012, ECLI:NL:HR:2012: BX4845, HR 28 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ1961, NJ 2011, 319, HR 16 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN8363, NJ2010,639, HR 3 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ6931, NJ 2010, 335 m.nt. Borgers, HR 8 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3490 (schoonmaakwerkzaamheden).
Soms kan die wetenschap uit de omstandigheden worden afgeleid, zoals in HR 19 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:681
De enkele omstandigheid dat de verhuur in meer of mindere mate onder dubieuze omstandigheden heeft plaatsgevonden, volstaat niet echter voor het vaststellen van het vereiste opzet (Noot Borgers onder 2 bij NJ 2010, 335 (en 336, 337).

A-G mr. A.E. Harteveld:
“Het oordeel van het hof – dat kennelijk heeft onderkend dat uit de bewijsmiddelen niet rechtstreeks voortvloeit dat de verdachte wist wat zich in de kelder van de woning afspeelde – komt er kort gezegd op neer dat de verdachte, door op verzoek van een onbekende een woning op zijn naam te huren voor € 1100 per maand in ruil voor een vergoeding van twee of drieduizend euro per half jaar en door op diens verzoek af en toe te doen alsof deze woning (met uitzondering van de kelder, die verdachte niet mocht betreden) werd bewoond, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard medeplichtig te worden aan de hennepteelt in de kelder van die betrokken woning. Met de steller van het middel ben ik de mening toegedaan dat de wetenschap van de verdachte van het betreffende misdrijf, de hennepteelt, in dit geval niet uit de inhoud van de door het hof gebezigde bewijsmiddelen noch uit de nadere bewijsoverwegingen kan worden afgeleid. Wat die nadere bewijsoverweging betreft: waar het hof overweegt dat verdachte zich “ervan [had] moeten vergewissen dat er in het betreffende pand (bijvoorbeeld in de kelder) geen strafbare feiten zouden worden gepleegd” duidt dat ook niet op opzet maar eerder op schuld. Het betreft immers een tekortschieten in vereiste zorgvuldigheid. Wetenschap over het daadwerkelijk gepleegd worden van enig strafbaar feit in de kelder komt daaruit niet naar voren. Het lijkt mij dat zich hier precies het geval voordoet waar De Hullu, in de laatste (zesde) druk van zijn handboek Materieel Strafrecht als het ware tegen waarschuwt. Op p. 244/5 bespreekt hij het opzetbegrip in Opiumwetzaken. Enerzijds zijn er de gevallen waarin door de Hoge Raad – in ieder geval schijnbaar – gemakkelijk opzet wordt aangenomen, zoals bij reizigers op de bekende ‘risico’vluchten, die onvoldoende op hun bagage letten. (Vgl. HR 5 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ6140, over een vlucht uit Suriname naar Nederland, waar de verdachte zijn koffer voor enkele uren had afgestaan aan een man die hij slechts oppervlakkig kende. HR: wel voorwaardelijk opzet). Als daarin drugs blijken te zitten dan zal al snel aangenomen worden dat de ‘vervoerder’ daarop (voorwaardelijk) opzet heeft gehad. Algemene ervaringsregels spelen daarbij een rol.

Tegenover die – niet onbekritiseerde (Zie bijv. de noot van D.H. de Jong onder HR 2 oktober 2007, NJ 2007, 645) – ‘soepele’ benadering plaatst De Hullu de scherpere toetsing bij deelneming aan hennepteelt: “In die zaken is nogal wat rechtspraak aanwijsbaar waarbij juist geen genoegen wordt genomen met te globale redeneringen en naar risicoaansprakelijkheid of schuld tenderende redeneringen.” In de feitenrechtspraak bestaat over die scherpere toetsing door de Hoge Raad wel eens verwondering, zo kan ik uit eigen ervaringen wel melden. Er zijn dossiers waaruit de hennepgeur je als het ware tegemoet komt, zo wordt ook wel gezegd, en dan nog casseert de Hoge Raad. Daartegen kan ingebracht worden dat ingeval die geur van hennep zogezegd evident uit het dossier naar voren komt het nu juist aan de feitenrechter is om de koppeling van de verdachte met die hennep te expliciteren in de bewijsvoering. Het achterwege laten daarvan kan dus, zo blijkt mijn inziens ook in de onderhavige zaak, ‘fataal’ zijn. Een kelder kan immers ook voor vele (andere, niet per se illegale) activiteiten worden gebruikt en de omstandigheden van het onderhavige geval zijn, hoewel dubieus, niet zodanig dat de verdachte wel geweten moet hebben (en dat is iets anders dan: had moeten weten) dat deze ruimte met het oog op het hier tenlastegelegde grondfeit, te weten de teelt van hennep, in gebruik was genomen (Anders bijv. HR 19 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:681 (kwekerij in voormalige skibaan). (Met andere woorden: op een algemene ervaringsregel die wel zou leiden tot het aannemen van (voorwaardelijk) opzet op hennepteelt kan de rechter zich niet beroepen.”

The post Woning op naam pakken is onvoldoende voor medeplichtigheid hennepteelt appeared first on hennepadvocaat-hennepkwekerij.

]]>
https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/woning-op-naam-pakken-is-onvoldoende-medeplichtigheid-hennepteelt/feed/ 0
Ter beschikking stellen woning is hooguit medeplichtigheid en geen medeplegen telen hennep https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/beschikking-stellen-woning-is-hooguit-medeplichtigheid-en-geen-medeplegen-telen-hennep/ https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/beschikking-stellen-woning-is-hooguit-medeplichtigheid-en-geen-medeplegen-telen-hennep/#respond Sat, 14 Oct 2017 21:05:37 +0000 https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/?p=1410 Het ter beschikking stellen van een woning, is meer een handeling die als medeplichtigheid bij het telen van hennep kan worden aangemerkt, dan een handeling die als het medeplegen van dat telen van hennep moet worden beschouwd. Dat heeft de Hoge Raad bepaald in HR 28 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:336 Beoordelingskader medeplegen hennepteelt In zijn arresten van […]

The post Ter beschikking stellen woning is hooguit medeplichtigheid en geen medeplegen telen hennep appeared first on hennepadvocaat-hennepkwekerij.

]]>
Het ter beschikking stellen van een woning, is meer een handeling die als medeplichtigheid bij het telen van hennep kan worden aangemerkt, dan een handeling die als het medeplegen van dat telen van hennep moet worden beschouwd. Dat heeft de Hoge Raad bepaald in HR 28 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:336

Beoordelingskader medeplegen hennepteelt

In zijn arresten van 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, NJ 2015/390, 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:716 en 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316, NJ 2016/411 heeft de Hoge Raad enige algemene overwegingen over het medeplegen gegeven, in het bijzonder gericht op de afbakening tussen medeplegen en medeplichtigheid en meer in het bijzonder met het oog op gevallen waarin het medeplegen niet bestaat in gezamenlijke uitvoering. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Een en ander brengt mee dat indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), op de rechter de taak rust om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering – dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging – dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.

De vraag of aan de bovenstaande eisen is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. De Hoge Raad kan hieromtrent geen algemene regels geven, maar slechts tot op zekere hoogte duidelijkheid verschaffen door het formuleren van aandachtspunten alsook door het beslissen van concrete gevallen, waarbij de toetsing in cassatie overigens sterk wordt gekleurd door de precieze bewijsvoering van de feitenrechter, waaronder begrepen een eventuele op het medeplegen toegesneden nadere motivering.

Voor de kwalificatie medeplegen is dus noodzakelijk dat sprake is van een gezamenlijke uitvoering dan wel dat nauw en bewust is samengewerkt. Medeplegen vereist dus niet alleen opzet op het grondfeit (op dat punt verschilt deze deelnemingsfiguur niet van de medeplichtigheid), maar ook samenwerking. Genoemde kwalificatie is daarbij slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict voldoende wezenlijk of significant is. Indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband kunnen worden gebracht, dient de rechter dat medeplegen in geval van een bewezenverklaring nauwkeurig te motiveren in de bewijsvoering (HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, NJ 2015/390 en HR 8 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:382, r.o. 2.3 en 2.4).
In geval van hennepteelt lijkt het medeplegen niet snel te worden aangenomen (Vgl. de Hullu, p. 460 en de conclusie van mijn ambtgenoot Spronken, ECLI:NL:PHR:2016:567, nr. 4.16 bij ECLI:NL:HR:2016:1317).
Een verdachte die, hoewel op de hoogte van de aanwezigheid van de betrokken hennepplantage, niet méér heeft gedaan dan bijvoorbeeld het ter beschikking stellen van een woning en overigens niet betrokken is geweest bij de teelt zelf of bij de verdeling van de opbrengst daarvan, is geen medepleger van het telen van de hennep.
(Vgl. onder meer HR 15 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0068, HR 14 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2967, r.o. 2.4 (genoemd in het middel), HR 17 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3317, r.o. 2.3 en 2.4 en HR 7 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1794, r.o. 2.3 en 2.4. Zie voor een falende bewijsklacht inzake het medeplegen van hennepteelt HR 22 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3696.)

Beschikbaar stellen woning is medeplichtigheid

Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte – in elk geval in voorwaardelijke zin – op de hoogte was van de aanwezigheid van een hennepplantage in de woning die zij, op verzoek van en gefinancierd door anderen, samen met haar vriend huurde en bewoonde. Uit de bewijsvoering blijkt niet van een gezamenlijke uitvoering van de teelt van de planten, aangezien daaruit niet blijkt dat de verdachte aan die teelt een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd. Het hof is niettemin tot een bewezenverklaring van het medeplegen van de hennepteelt gekomen. Nu het hof in dat verband slechts heeft overwogen dat de verdachte onder de gegeven omstandigheden haar woning is blijven huren en ter beschikking is blijven stellen – een gedraging die bij uitstek faciliterend is en daarom doorgaans in verband wordt gebracht met medeplichtigheid – is het oordeel van het hof dat de verdachte een ‘dusdanig significante bijdrage heeft geleverd’ dat sprake is van het opzettelijk medeplegen van de teelt van 848 hennepplanten, onbegrijpelijk, dan wel ontoereikend gemotiveerd.

The post Ter beschikking stellen woning is hooguit medeplichtigheid en geen medeplegen telen hennep appeared first on hennepadvocaat-hennepkwekerij.

]]>
https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/beschikking-stellen-woning-is-hooguit-medeplichtigheid-en-geen-medeplegen-telen-hennep/feed/ 0
Wetenschap hennepplantage in huis is onvoldoende voor medeplegen https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/wetenschap-hennepplantage-in-huis-is-onvoldoende-medeplegen/ https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/wetenschap-hennepplantage-in-huis-is-onvoldoende-medeplegen/#respond Mon, 17 Oct 2016 16:03:10 +0000 https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/?p=1345 Dat de verdachte wellicht wel de wetenschap had van een hennepplantage in huis, door de geur die zich in het huis bevond en zich hiervan niet heeft gedistantieerd, is onvoldoende om aan te kunnen nemen dat de verdachte opzet had op het telen dan wel het aanwezig hebben van hennep. Dit volgt uit een uitspraak […]

The post Wetenschap hennepplantage in huis is onvoldoende voor medeplegen appeared first on hennepadvocaat-hennepkwekerij.

]]>
Dat de verdachte wellicht wel de wetenschap had van een hennepplantage in huis, door de geur die zich in het huis bevond en zich hiervan niet heeft gedistantieerd, is onvoldoende om aan te kunnen nemen dat de verdachte opzet had op het telen dan wel het aanwezig hebben van hennep. Dit volgt uit een uitspraak van de rechtbank Limburg, 19 juli 2016, NbSr 2016, 189.

Verweer advocaat

De advocaat had vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe – kort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.

Ten aanzien van de hennepplantage heeft de advocaat aangevoerd dat er onvoldoende aanknopingspunten bestaan om buiten redelijke twijfel te kunnen vaststellen dat de verdachte wist of bewust de aanmerkelijke kans aanvaardde dat er in de woning een hennepplantage zou zijn gevestigd. De toegang tot de hennepplantage kon afgesloten worden met een afdekplaat, waaraan gereedschap hing, die vervolgens een geheel vormde met de wand boven het werkblad. De ruimte kon op die manier geheel aan het oog worden onttrokken en licht- en luchtdicht worden afgesloten. Bovendien ontbreekt opzet op het tenlastegelegde medeplegen. Blijkens vaste jurisprudentie is wetenschap over een door een ander gepleegd strafbaar feit en het zich niet distantiëren daarvan onvoldoende voor de kwalificatie medeplegen.

Verder was verdachte onbekend met de wijze van financiering en de aanschaf van het pand noch met de wijze waarop de maandelijkse aflossingen werden betaald. Partner van de verdachte had haar desgevraagd verteld dat hij geld had overgehouden aan de verkoop van onroerend goed en hiervan kon leven. Er was geen sprake van een buitensporig uitgavenpatroon, waardoor de verdachte gehouden was tot nader onderzoek. Dat de verdachte geen nader onderzoek heeft gedaan, kan in dit geval niet tot de conclusie leiden dat zij daarmee bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard zich schuldig te maken aan witwassen.

Daarnaast kan in verband met het witwassen het bestanddeel verbergen of verhullen nog het bestanddeel verwerven worden bewezen. Er kan enkel worden afgeleid dat in de woning en/of onder een trui een hoeveelheid geld is aangetroffen. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is het verbergen van geld op een ongebruikelijke plaats in een woning of op het lichaam ontoereikend voor een bewezenverklaring.

Rechtbank: geen medeplegen bij hennepplantage

De rechtbank volgde het verweer van de advocaat en overwoog het volgende:

Ten aanzien van feit 1 (medeplegen hennepteelt):
De verdachte woonde samen met haar partner en kinderen in deze woning, maar ontkent wetenschap van de hennepplantage te hebben gehad. De verbalisanten hebben gerelateerd dat de kweekruimte in de kelder geheel aan het zicht onttrokken kon worden en bovendien licht- en luchtdicht afgesloten kon worden. De partner van de verdachte heeft verklaard dat de hennepplantage van hem was en dat de verdachte niets met deze plantage te maken had.

De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een veroordeling ter zake van het ten laste gelegde medeplegen van het opzettelijk telen dan wel het opzettelijk aanwezig hebben van de hennepplanten te kunnen komen. De verdachte had wellicht wel wetenschap van de plantage door de geur van hennep in huis, maar die enkele wetenschap en het zich niet distantiëren, is onvoldoende om te kunnen aannemen dat de verdachte opzet had op het telen dan wel het aanwezig hebben van de aangetroffen hennepplanten. Verdachte wordt ten aanzien van dit feit dan ook vrijgesproken.

Ten aanzien van feit 2  (witwassen):
Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte op enige wijze betrokken is geweest bij de aankoop, de eigendomsverkrijging en/of de aanvraag voor de hypothecaire geldlening van de woning. Ok is niet gebleken dat de verdachte op enige andere wijze verhult of verhuld heeft wie de rechthebbende op dit pand is. De rechtbank is van oordeel dat, nu de partner van de verdachte haar desgevraagd had verteld dat hij geld had overgehouden aan de verkoop van onroerend goed en hier van kon leven, de verdachte niet gehouden was om nader onderzoek te doen naar de herkomst van de gelden die nodig waren voor de inrichting van de woning. Er was wel sprake van handelingen die de aanwezigheid van het geldbedrag in de woning moesten verhullen, maar er is onvoldoende bewijs dat de verdachte wetenschap had van de herkomst van het geld in de beurs dan wel dat zij redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geldbedrag van een misdrijf afkomstig was. Er volgt vrijspraak.

 

The post Wetenschap hennepplantage in huis is onvoldoende voor medeplegen appeared first on hennepadvocaat-hennepkwekerij.

]]>
https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/wetenschap-hennepplantage-in-huis-is-onvoldoende-medeplegen/feed/ 0
Verhuur schuur aan onbekenden levert medeplichtigheid aan hennepteelt op https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/verhuur-schuur-aan-onbekenden-levert-medeplichtigheid-aan-hennepteelt-op/ https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/verhuur-schuur-aan-onbekenden-levert-medeplichtigheid-aan-hennepteelt-op/#respond Mon, 05 Sep 2016 21:25:36 +0000 https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/?p=1329 Door het verhuren van een schuur aan onbekenden maakt de verdachte zich schuldig aan medeplichtigheid aan hennepteelt. Het levert in ieder geval geen medeplegen op. Verhuur schuur aan derden, die daarin hennep kweken. Doorgegaan met verhuur na bekendheid met hennepteelt. Vrijspraak diefstal elektriciteit. Gerechtshof Amsterdam, 27 mei 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:2146 De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger […]

The post Verhuur schuur aan onbekenden levert medeplichtigheid aan hennepteelt op appeared first on hennepadvocaat-hennepkwekerij.

]]>
Door het verhuren van een schuur aan onbekenden maakt de verdachte zich schuldig aan medeplichtigheid aan hennepteelt. Het levert in ieder geval geen medeplegen op.

Verhuur schuur aan derden, die daarin hennep kweken. Doorgegaan met verhuur na bekendheid met hennepteelt. Vrijspraak diefstal elektriciteit.
Gerechtshof Amsterdam, 27 mei 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:2146
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij in de ten laste gelegde periode op een woning (het hof begrijpt: op het adres [adres 2] te Burgerbrug) paste van vrienden die in Spanje woonden en dat hij de daarbij behorende schuur, vanaf februari 2014 heeft verhuurd aan een aantal personen van wie hij de namen niet wenst te noemen. In juni 2014 heeft hij die schuur betreden en heeft hij gezien dat daarin een hennepkwekerij was ingericht, die niet in werking was. Nadat hij de huurders heeft gevraagd de schuur leeg te halen en zij ermee instemden aan zijn verzoek te voldoen, is hij in augustus van dat jaar naar zijn vrouw en dochter in Zweden vertrokken. Bij zijn terugkeer in Nederland op 19 oktober 2014 heeft hij de schuur opnieuw betreden en trof hij dezelfde benodigdheden voor een hennepkwekerij aan als die op 20 oktober 2014 door de politie zijn aangetroffen en die zijn afgebeeld op een foto die zich in het dossier bevindt (doorgenummerde dossierpagina 22 bovenaan).
(..)

Op grond van de vorenomschreven aangetroffen situatie ter plaatse, gecombineerd met de resultaten van de warmtemeting, in onderling verband en samenhang bezien, moet worden geoordeeld dat het niet anders kan dan dat gedurende de tenlastegelegde periode in de bewuste schuur hennep is geteeld.
De verdachte heeft voorts, gelet op bovengenoemde verklaring ter terechtzitting in hoger beroep minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat in de bewuste schuur in de periode van 29 augustus 2014 tot en met 10 oktober 2014 hennep werd geteeld. Door de onbekend gebleven anderen de gelegenheid te geven om de schuur te (blijven) gebruiken, heeft de verdachte opzettelijk gelegenheid verschaft tot het telen van de hennep. Het hof acht hem derhalve schuldig aan hetgeen hem onder 1 subsidiair ten laste is gelegd.
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is ten laste gelegd. Niet is immers gebleken dat de verdachte, al dan niet in vereniging met een ander of anderen, elektriciteit heeft gestolen.
Zowel bij de politie als ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte ontkend betrokken te zijn geweest bij de diefstal van elektriciteit. Er zijn geen aanwijzingen dat de verdachte daarbij niettemin wél betrokken is geweest. De omstandigheid dat de verdachte op de hierna bewezen verklaarde wijze medeplichtig is geweest aan dehennepkwekerij, is onvoldoende om de verdachte als (mede)pleger van de diefstal van elektriciteit aan te merken

The post Verhuur schuur aan onbekenden levert medeplichtigheid aan hennepteelt op appeared first on hennepadvocaat-hennepkwekerij.

]]>
https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/verhuur-schuur-aan-onbekenden-levert-medeplichtigheid-aan-hennepteelt-op/feed/ 0
Aanwezigheid in hennepkwekerij, maar rol onbekend; vrijspraak https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/aanwezigheid-in-hennepkwekerij-maar-rol-onbekend-vrijspraak/ https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/aanwezigheid-in-hennepkwekerij-maar-rol-onbekend-vrijspraak/#respond Mon, 05 Sep 2016 20:02:53 +0000 https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/?p=1327 Wanneer u wordt aangetroffen in of bij een hennepkwekerij, is met name de verklaring die u geeft over uw aanwezigheid aldaar bepalend voor de uitkomst van de zaak. Verklaart u dat u bij toeval daar was, zonder dat u betrokken bent geweest bij de hennepkwekerij, dan moet vrijspraak volgen voor zover het medeplegen als de medeplichtigheid […]

The post Aanwezigheid in hennepkwekerij, maar rol onbekend; vrijspraak appeared first on hennepadvocaat-hennepkwekerij.

]]>
Wanneer u wordt aangetroffen in of bij een hennepkwekerij, is met name de verklaring die u geeft over uw aanwezigheid aldaar bepalend voor de uitkomst van de zaak. Verklaart u dat u bij toeval daar was, zonder dat u betrokken bent geweest bij de hennepkwekerij, dan moet vrijspraak volgen voor zover het medeplegen als de medeplichtigheid aan een hennepkwekerij. Dit was ook zo in de uitspraak van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, 26 juli 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:3144.

Feiten: verdachte in centrale ruimte van hennepkwekerij

Het hof stelt vast dat het dossier aanwijzingen bevat dat verdachte bij de hennep(stekjes)kwekerij betrokken was. Zij is op 16 mei 2011 in de centrale ruimte van de kwekerij aangetroffen. [medeverdachte 7] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] een relatie heeft met [verdachte] die ook in de plantage werkte. [medeverdachte 8] heeft verklaard dat [verdachte] woonruimte voor hem geregeld had en dat de tegenprestatie was om te werken in de hennepkwekerij, zij het dat hij voor iemand anders ging werken, niet voor die mevrouw, en dat hij [verdachte] slechts één keer daar heeft gezien en dat was bij de aanhouding. [medeverdachte 6] heeft verklaard dat er iedere keer andere mensen waren met wie zij werkte in de hennepkwekerij, van wie zij één meisje van naam kende, [verdachte] , die op de dag van de inval door de politie is aangehouden.

Hof: onvoldoende bewijs medeplegen en medeplichtigheid

Naar het oordeel van het hof is er echter onvoldoende bewijs dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de andere verdachten bij het opzettelijk telen enzovoorts van hennep. Uit het dossier blijkt niet waaruit de intellectuele en/of materiële bijdrage van verdachte aan de delicten concreet bestond, laat staan dat deze bijdrage van voldoende gewicht was. Verdachte moet daarom bij gebrek aan voldoende bewijs worden vrijgesproken van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde.
Ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde
Het verwijt dat verdachte onder 1 subsidiair en 2 subsidiair wordt gemaakt houdt – kort gezegd – in het medeplichtig zijn aan het opzettelijk telen enzovoorts van hennep respectievelijk hennepstekjes.
Waar het verwijt bij medeplegen zich concentreert op het gewicht van de intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict, is het kernverwijt bij medeplichtigheid ‘het bevorderen en/of vergemakkelijken van een door een ander begaan misdrijf’.
Ook hier geldt dat het dossier aanwijzingen bevat dat verdachte bij de hennep(stekjes)kwekerij betrokken was. Uit het dossier blijkt evenwel onvoldoende concreet op welke wijze verdachte het opzettelijk telen enzovoorts van hennep respectievelijk hennepstekjes zou hebben bevorderd en/of vergemakkelijkt.
Verdachte moet daarom ook worden vrijgesproken van het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde.

The post Aanwezigheid in hennepkwekerij, maar rol onbekend; vrijspraak appeared first on hennepadvocaat-hennepkwekerij.

]]>
https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/aanwezigheid-in-hennepkwekerij-maar-rol-onbekend-vrijspraak/feed/ 0
Opruimen planten zonder wetenschap hennepkwekerij https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/opruimen-planten-zonder-wetenschap-hennepkwekerij/ https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/opruimen-planten-zonder-wetenschap-hennepkwekerij/#respond Mon, 05 Sep 2016 19:13:23 +0000 https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/?p=1322 Het opruimen van een hennepkwekerij levert normaal gesproken ook betrokkenheid op in de zin van medeplegen van het opzettelijk bezit van hennep. Toch kun je hier onder omstandigheden ook onder uitkomen, mits je maar het juiste bij de politie verklaard. In de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, 27 november 2014, ECLI:NL:RBNNE:2014:5906 ging het om een verdachte […]

The post Opruimen planten zonder wetenschap hennepkwekerij appeared first on hennepadvocaat-hennepkwekerij.

]]>
Het opruimen van een hennepkwekerij levert normaal gesproken ook betrokkenheid op in de zin van medeplegen van het opzettelijk bezit van hennep. Toch kun je hier onder omstandigheden ook onder uitkomen, mits je maar het juiste bij de politie verklaard. In de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, 27 november 2014, ECLI:NL:RBNNE:2014:5906 ging het om een verdachte die zijn broer had meegeholpen met het opruimen van afval, aarde en plantenresten, zonder dat hij wist dat het hier ging om afval dat van een hennepkwekerij afkomstig was. De politierechter sprak hem om die reden vrij van betrokkenheid bij de hennepkwekerij.

Rechtbank: geen wetenschap opruimen hennepkwekerij

De rechtbank oordeelde als volgt:

“[medeverdachte], broer van verdachte, heeft verklaard eigenaar te zijn van de hennepkwekerij. Over de betrokkenheid van verdachte hierbij heeft hij verklaard dat hij verdachte op de avond van 26 augustus 2011 had gevraagd om te komen helpen met het opruimen van de schuur. [medeverdachte] heeft daarbij niet vermeld dat het ging om het opruimen van een hennepkwekerij. Verdachte heeft zowel bij het politieverhoor als op de terechtzitting verklaard dat hij na het telefoontje van zijn broer naar diens woning is gereden. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij in de schuur bladeren en potten met aarde aantrof.
Verdachte heeft op verzoek van zijn broer het afval, de aarde en plantenresten in plastic vuilniszakken gedaan. Verdachte heeft ontkend op de hoogte te zijn geweest van de hennepkwekerij. Hij heeft geen hennepplanten zien staan in de schuur.
Gelet op de inhoud van het dossier en de hiervoor weergeven omstandigheden is er onvoldoende grond voor het oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk “telen/bereiden/ bewerken/verwerken van hennep.
De rechtbank is voorts van oordeel dat op grond van het dossier en de verklaring van verdachte ter zitting hoe dan ook niet is vast te stellen dat verdachte een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep aanwezig heeft gehad.

Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het laste gelegde feit heeft gepleegd.
Derhalve dient verdachte van het ten laste gelegde vrij te worden gesproken.”

The post Opruimen planten zonder wetenschap hennepkwekerij appeared first on hennepadvocaat-hennepkwekerij.

]]>
https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/opruimen-planten-zonder-wetenschap-hennepkwekerij/feed/ 0
Weten van hennepkwekerij in woning is onvoldoende voor medeplegen https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/weten-hennepkwekerij-woning-is-onvoldoende-medeplegen/ https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/weten-hennepkwekerij-woning-is-onvoldoende-medeplegen/#respond Sat, 16 Apr 2016 16:54:34 +0000 https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/?p=1291 Dat de verdachte wist dat de medeverdachte een hennepplantage exploiteerde in de woning waar zij verbleef en zij zich daar (…) niet van heeft gedistantieerd zijn onvoldoende om aan te nemen dat verdachte het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten heeft medegepleegd (vlg. HR 29 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2861). Verweer advocaat De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft […]

The post Weten van hennepkwekerij in woning is onvoldoende voor medeplegen appeared first on hennepadvocaat-hennepkwekerij.

]]>
Dat de verdachte wist dat de medeverdachte een hennepplantage exploiteerde in de woning waar zij verbleef en zij zich daar (…) niet van heeft gedistantieerd zijn onvoldoende om aan te nemen dat verdachte het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten heeft medegepleegd (vlg. HR 29 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2861).

Verweer advocaat

De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe – kort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.

a) Niet kan worden bewezen dat de verdachte de planten opzettelijk aanwezig heeft gehad. De aangetroffen hennepplantage heeft zich niet in de machtssfeer van de verdachte bevonden. De verdachte had weliswaar toegang tot het huis, waar twee plantages waren, maar uit het dossier blijkt dat zij geen toegang heeft gehad tot de ruimten waar deze gesitueerd waren. Daarnaast is niet komen vast te staan wanneer de hennepplantages in de woning zijn geplaatst. Tot slot moet in aanmerking worden genomen dat er bijna vier maanden zijn verstreken vanaf het moment dat de verdachte voor het laatst in de woning is geweest en het moment dat de plantages zijn aangetroffen. Mocht het hof deze redenering niet volgen, dan is in ieder geval niet komen vast te staan dat de verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid van de hennepplantages in de woning. Het enkele vermoeden dat er iets niet pluis was, is hiervoor onvoldoende. Daarnaast hing in de woning een goede afzuiginstallatie, waardoor het zeer goed mogelijk is dat de verdachte de geur van hennep niet heeft geroken.

b) Niet kan worden bewezen dat sprake is van medeplegen. Immers, niet kan worden vastgesteld dat sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. Het enkele verblijven in de woning in samenhang bezien met een vermeend vermoeden dat sprake was van een hennepplantage op de zolder, is daarvoor onvoldoende. De raadsman heeft in dit verband gewezen op het arrest van de Hoge Raad van 14 mei 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BZ9945). Uit het dossier of hetgeen de rechtbank in eerste aanleg heeft overwogen kan niet volgen dat sprake was van een toezichthoudende functie of van betrokkenheid anderszins bij het opzetten van de kwekerij. Tot slot verwijst de raadsman ter onderbouwing van zijn standpunt naar het arrest van dit hof van 16 mei 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1808).

Overwegingen Hoge Raad

De Hoge Raad overweegt als volgt:

“In zijn arrest van 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, heeft de Hoge Raad enige algemene overwegingen over het medeplegen gegeven, in het bijzonder gericht op de afbakening tussen medeplegen en medeplichtigheid en meer in het bijzonder met het oog op gevallen waarin het medeplegen niet bestaat in gezamenlijke uitvoering. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), rust op de rechter de taak om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering – dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging – dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij verdient overigens opmerking dat aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt. Het gaat er immers om dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict.

Blijkens zijn hiervoor onder 2.2.3 weergegeven overweging heeft het Hof voor zijn oordeel dat sprake is van het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten in het bijzonder in aanmerking genomen dat “de verdachte wist dat de medeverdachte een hennepplantage exploiteerde in de woning waar zij verbleef en zij zich daar in ieder geval in de periode van 1 oktober 2012 tot en met 1 december 2012 niet van heeft gedistantieerd”. Deze omstandigheden zijn onvoldoende om te kunnen aannemen dat de verdachte het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten heeft medegepleegd. De bewezenverklaring is dus in zoverre ontoereikend gemotiveerd.

The post Weten van hennepkwekerij in woning is onvoldoende voor medeplegen appeared first on hennepadvocaat-hennepkwekerij.

]]>
https://hennepadvocaat-hennepkwekerij.nl/weten-hennepkwekerij-woning-is-onvoldoende-medeplegen/feed/ 0